Advertentie

De Occulte Wereld van C.G. Jung


normal_Carl_Jung_-_Fan_ArtDe afgelopen week was weer een week vol merkwaardige gebeurtenissen. Naast alle berichten over plotseling in brand vliegende vliegtuig- en scheepsmotoren, was er ook nog een tot nu toe onbekende raket die uit het niets boven de Oceaan bij Californië verscheen (en waarvoor het Pentagon vier dagen(!) nodig had om met de verklaring te komen dat het gewoon om ‘de condensstreep van een gewoon passagiersvliegtuig’ ging..

Maar er was nog iets anders dat mijn aandacht trok. De wereldberoemde Carl Gustav Jung schreef een boek waarin hij spreekt over het ‘Eind der Tijden’. Hij baseerde zich daarbij op oude Egyptische teksten waar hij toegang toe gehad schijnt te hebben.

Hij beschrijft in zijn boek “The Red Book” (verschenen in oktober 2009) over de overgang van het Vissentijdperk naar het Watermantijdperk. Het opzienbarende ‘Red Book’ is echter meer: Jung beschrijft tot in de kleinste details wat hem tijdens zijn eigen, wat hij noemde ‘creatieve ziekte’ is overkomen.

Wetenschappers buigen zich al jaren over de prachtige tekeningen en schilderijen van deze vader van de psychoanalyse en verbazen zich tot vandaag over zijn onverwacht intrigerende bekentenisen aangaande zijn grote betrokkenheid bij mystiek en magie.

Het was duidelijk dat Jung zijn gevestigde reputatie als academicus in de waagschaal stelde toen hij de waarschuwing van de Egyptenaren, over op handen zijnde veranderingen, naar buiten bracht.
Hij deed dat echter toch omdat hij er stellig van overtuigd was dat deze kennis van belang was voor de mensheid, om zich op de komende veranderingen voor te bereiden.

“Mijn geweten als psychiater zegt mij dat ik mijn plicht moet doen en de weinigen die mij aanhoren voor te bereiden op de komende gebeurtenissen die volledig in overeenstemming zijn met het eind van een tijdperk”.


* * *

X

– De Occulte Wereld van C.G. Jung-

Hoe een bijna-dood-ervaring de houding van de beroemde psycholoog,
ten opzichte van de wereld van mystiek en magie transformeerde.

vertaling © Jan Smith voor Wanttoknow.nl/be -juli 2010

-originele tekst HIER-

x

Carl G. Jung: De Sage van Küsnacht (©Getty Images/Central Press)

Op 11 februari 1944 gleed de 68-jarige Carl Gustav Jung – toen al de beroemdste psycholoog ter wereld – op het ijs onderuit en brak daarbij zijn kuitbeen. Tien dagen later kreeg hij in het ziekenhuis een hartinfarct als gevolg van een embolie in zijn gewonde been.

Hij werd behandeld met zuurstof en kamfer, verloor het bewustzijn en had een, naar het zich liet aanzien, bijna-dood-ervaring – of, afhankelijk van hoe je het bekijkt, een delirium. Hij zag zichzelf zo’n 1.500 kilometer boven de Aarde zweven.

De oceanen en continenten flakkerden in het overwegend blauwe licht en Jung was in staat de Sahara-woestijn en de met sneeuw bedekte toppen van de Himalaya te onderscheiden.

Hij had het gevoel alsof hij uit zijn baan zou vallen, maar toen hij naar het zuiden draaide, verscheen er een reusachtige zwarte monoliet in zijn gezichtsveld. Het was een soort tempel en bij de ingang zag Jung een Hindoe in lotushouding zitten. Binnen flikkerden ontelbare kaarsen en hij voelde hoe het hele schimmenspel van de aardse ervaring wegviel. Het was niet prettig en wat overbleef was een ‘essentiële Jung’, de kern van zijn ervaringen.

Hij wist dat hem binnenin de tempel het geheim van zijn bestaan, van het doel van zijn leven, zou worden onthuld. Hij stond net op het punt de drempel over te stappen, toen hij zag hoe vanuit Europa – dat ver beneden hem lag – de beeltenis van zijn leraar verscheen in de archetypische vorm van de Koning van Kos – het eiland van de tempel van Asclepius, de Griekse God van de Geneeskunst. Hij vertelde Jung dat zijn vertrek te vroeg was gekomen en dat velen verlangden dat hij zou terugkeren en hij, de Koning, was gekomen om hem daarbij te helpen.

Toen Jung dit hoorde, was hij hopeloos teleurgesteld en bijna onmiddellijk kwam er een eind aan zijn visioen. Hij ervoer de weerstand tegen het verder moeten leven, iets dat velen na een bijna-dood-ervaring meemaken, maar wat hem het meest dwarszat, was het weerzien met zijn leraar in diens archetypische vorm.

Hij wist dat dit betekende dat de man zijn eigen leven had opgeofferd om dat van Jung te redden. Op 4 april 1944 – een datum waarin numerologen zich kunnen verheugen – zat Jung voor het eerst na zijn infarct weer rechtop in zijn bed. Op diezelfde dag kreeg zijn leraar bloedvergiftiging, moest met spoed worden opgenomen en stierf een paar dagen later.

Jung was ervan overtuigd dat hij niet zomaar iets had gehallucineerd, maar dat hem een blik op de werkelijkheid was gegund. Hij had naast de tijd geleefd en die ervaring was zonder meer van grote invloed op hem geweest. Ten eerste verdwenen de depressiviteit en pessimisme die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog had opgelopen. Maar er was daarnaast nog iets anders aan de hand.

Gedurende zijn lange carrière had hij bij zijn collega’s, vrienden en lezerspubliek de indruk gevestigd dat hij boven alles wetenschapper was. Hij was beslist geen, en hij herhaalde dat vaak als een mantra, geen mysticus, geen occultist, of visionair, termen die hem door zijn criticasters waren toegevoegd omdat zij weigerden zijn wetenschappelijke beweringen te accepteren. Nu, teruggekeerd van de rand van de dood, leek hij tevreden met het feit dat de wetenschapper in hem voor de resterende 17 jaar van leven naar de achtergrond was verdreven.

Vliegende schotels, astrologie, parapsychologie, alchemie, zelfs voorspellingen over de komst van een ‘Nieuw Watermantijdperk’..

Uitspraken over al dit soort ‘dubieuze’ onderwerpen, uiterst ’twijfelachtig’ in de ogen van de moderne wetenschap wel te verstaan – vloeiden onophoudelijk uit zijn pen!

Hoewel Jung altijd had geloofd in de werkelijkheid van een ‘andere wereld’, was hij altijd voorzichtig geweest daar openlijk over te spreken. Nu, na zijn visioenen, leek hij minder zwijgzaam. Hij had, zo leek het, een soort conversie-ervaring gehad en de interesses die de wereldberoemde psycholoog tot dan toe voor zichzelf had gehouden, werden nu algemeen bekend.

Vliegende schotels, astrologie, parapsychologie, alchemie, zelfs voorspellingen over de komst van een “Nieuw Watermantijdperk”: uitspraken over al dit soort ‘dubieuze’ onderwerpen – ’twijfelachtig’ in de ogen van de moderne wetenschap wel te verstaan – vloeiden onophoudelijk uit zijn pen. Hoewel hij in zijn lange carrière altijd wel te maken had gehad met het weerspreken van aantijgingen aan zijn adres over mystiek en occultisme – hetgeen overigens de oorzaak was van zijn breuk met Freud in 1912 –  leek het er tegen het eind van 1940 op dat hij voor zichzelf had besloten die strijd voor altijd te staken.

De ‘Sage van Küsnacht’ en de ‘Heksenmeester van Zürich’, etiketten die Jung tijdens de laatste tien jaar van zijn leven opgeplakt heeft gekregen, was begonnen.

Het zit in de familie
En toch was Jung vanaf het allereerste begin al betrokken bij het occulte – het zat hem letterlijk in het bloed. Zijn grootvader van moederskant, dominee Samuel Preiswerk, die Hebreeuws geleerd had omdat hij geloofde dat die taal in de Hemel werd gesproken, accepteerde de aanwezigheid van geesten en hield in zijn studeerkamer altijd een stoel vrij voor de geest van zijn overleden eerste vrouw, die vaak bij hem op bezoek kwam. Jungs moeder Emilie werkte voor de eerwaarde Samuel en moest de doden wegjagen die hem afleidden terwijl hij zijn preken schreef.

Emilie Preiswerk, de moeder van Carl Jung

Zelf ontwikkelde Emilie in haar jeugd mediamieke gaven. Toen ze 20 jaar was, lag ze gedurende 36 uur in coma en toen haar voorhoofd met een gloeiende pook werd aangeraakt, werd ze wakker en sprak zijn met vreemde klanken en uitte zij allerlei verwarde profetieën. Emilie ging gedurende haar hele leven door met het ervaren van trancetoestanden, waarin zij met de doden communiceerde.

Ze scheen ook een gespleten persoonlijkheid te hebben gehad: van tijd tot tijd hoorde Jung haar tegen zichzelf praten met een stem die hij niet herkende als de hare en de diepzinnige opmerkingen die zij maakte kwamen voort uit een voor haar doen atypische autoriteit. Die ‘andere’ stem sprak in vage vermoedens over een wereld die veel vreemder was dan die welke de jonge Carl dacht te kennen.

Deze ‘gespletenheid’ die Jung had waargenomen bij zijn moeder, zou hij later in zijn leven ook gaan ervaren. Zo rond zijn twaalfde werd hij letterlijk twee persoonlijkheden. Er was zijn normale jongenachtige ‘ik’ en er was nog iemand anders. De ‘Ander,’ zoals Carl hem noemde, was een figuur uit de 18e eeuw, een magistraal type dat een witte pruik en schoenen met gespen droeg en zich in een indrukwekkend rijtuig liet rondrijden en bovenal neerkeek op de jongeling. Jung kon zich maar met moeite aan de indruk onttrekken dat hij in een vorig leven zelf dit figuur moest zijn geweest.

Als hij soms een ouderwets groen rijtuig zag, had hij altijd het gevoel dat het uit zijn tijd kwam. Zijn latere besef van het collectief onderbewustzijn, dat psychische reservoir van symbolen en beelden waarvan hij geloofde dat wij dat bij onze geboorte erven, is in zekere zin een vorm van reïncarnatie, en Jung was er zelf van overtuigd dat er zoiets als een leven na de dood moest zijn.

Snel na de dood van zijn vader in 1896 – toen Jung 21 was – had hij twee dromen waarin zijn vader zo levendig aan hem was verschenen dat hij de mogelijkheid van een leven na de dood ging overwegen. In een andere, latere droom vroeg Jungs vader hem advies over zijn huwelijk, omdat hij zich wilde voorbereiden op de komst van zijn vrouw. Jung beoordeelde dit als een voorgevoel en spoedig daarna stierf zijn moeder.

En jaren later, toen zijn zuster Gertrude stierf – dat was tien jaar voor zijn eigen bijna-dood-ervaring – schreef Jung:  “wat er na de dood gebeurt zo onuitspreekbaar glorieus is, dat onze verbeeldingskracht en gevoelens vreselijk tekortschieten en wij niet in staat zijn ons er zelfs maar bij benadering een beeld van te vormen.” [1]

Tafels en messen..

Carl Jung’s quotes tonen een diep begrip van de oerelementen, de oer-bouwstenen van ons bestaan.

Jungs moeder was betrokken bij tenminste twee zeer bekende paranormale gebeurtenissen die in praktisch ieder boek over hem worden aangehaald. Toen Carl in zijn kamer zat, hoorde hij plotseling een enorme knal vanuit de eetkamer. Hij rende er binnen en trof er zijn verstijfde moeder aan.

De ronde walnoten eettafel was dwars door midden gescheurd. De scheur volgde geen naad in het houtwerk, maar liep dwars door het hout. Drogend hout kon daar niet de oorzaak van zijn: de tafel was 70 jaar oud en het was die dag behoorlijk vochtig.

Jung dacht: “Er gebeuren hier wis en waarachtig merkwaardige ongelukken”. En alsof ze zijn gedachten kon lezen, antwoordde Emilie met haar ‘andere’ stem: “Ja, ja, dit heeft zeker iets te betekenen”.

Twee weken later gebeurde er voor de tweede keer iets merkwaardigs. Toen hij ’s avonds thuiskwam, trof hij het huisgezin in complete verwarring aan. Een uur daarvoor was er opnieuw een harde knal gehoord, die ditmaal uit de grote wandkast kwam. Niemand had enig idee wat het geluid kon hebben veroorzaakt. Jung inspecteerde de kast. In het gedeelte waar het brood werd bewaard trof hij een brood en een broodmes aan.

Het mes was in verschillende stukjes uit elkaar gespat en de stukjes lagen keurig gerangschikt in de broodmand. Het mes was ’s middags nog gebruikt tijdens de thee, maar niemand had het sedertdien aangeraakt of de servieskast geopend. Toen hij het mes naar een messenmaker bracht, werd hem verteld dat er geen fouten in het metaal te ontdekken waren en dat iemand het met opzet moest hebben vernield. Hij hield het kapotte mes voor de rest van zijn leven in zijn bezit en stuurde er jaren later een foto van aan de paranormaal onderzoeker J.B. Rhine.

GEESTEN OP KOMST
Tegen die tijd was Jung, zoals zovelen, geïnteresseerd geraakt in spiritualiteit en las er alle literatuur over – boeken van Zöllner, Crooks, Carl du Prel, Swedenborg en Justinus Kerner’s klassieker ‘The Seeress of Prevorst’. Hij verzorgde lezingen voor de Zwitserse  studentensociëteit ‘Zofingia’ aan de Universiteit van Basel over ‘De Waarde van Speculatief Onderzoek’ en ‘Aan de grenzen van de Exacte Wetenschap’, waarin hij het dominante materialistisch paradigma ter discussie stelde dat toen, en tegenwoordig opnieuw, regeerde.

Jung leidde zijn medestudenten tijdens verschillende occulte experimenten, maar wanneer hij met hen over zijn ideeën sprak of hen maande die experimenten serieus te nemen, ontmoette hij toch veel weerstand. Kennelijk had hij meer geluk met zijn dashond, waarvan hij het gevoel had dat die hem wel begreep en volgens Carl was het beestje zelf ook in staat bovennatuurlijke aanwezigheid te voelen.[2]

Carl Jung met zijn nicht Helene Preiswerk; zij was waarschijnlijk smoorverliefd op hem.

Een andere persoon die ook bovennatuurlijke aanwezigheid kon aanvoelen, was zijn nicht van moeders kant, Helene Preiswerk. In een brief aan J.B. Rhine over het versplinterde broodmes, verwijst Jung naar Hellie – zoals hij haar noemde –  als een ‘jonge vrouw met opmerkelijke mediamieke gaven’ die hij ten tijde van de gebeurtenis met het mes had ontmoet.

In zijn ‘zogenaamde’ autobiografie ‘Memoires, Dromen, Reflecties’ merkt hij op dat hij na de incidenten met het broodmes en de tafel betrokken raakte bij een aantal seances met leden uit zijn familie.

Toch waren die seances al langere tijd aan de gang, nog voordat sprake was van de twee gebeurtenissen, en in het middelpunt ervan stond Hellie, die Jung reeds goed kende en die, naar werd gezegd, smoorverliefd op hem was. Dit is in ieder geval een vroege aanwijzing van zijn ietwat vage betrokkenheid met het occulte.

Wanneer Hellie in een trance raakte, viel zij zwaar ademend op de grond, en sprak zij met de stem van de oude Samuel Preiswerk – hoewel zij hem zelf nooit had horen spreken. Zij vertelde op een keer aan de anderen dat ze voor hun oudste zuster Bertha moesten bidden, die, zo zei ze, kort daarvoor het leven had geschonken aan een donker gekleurd kindje. Bertha, die in Brazilië woonde, had al eerder en kind gekregen van haar multiraciale echtgenoot en zij had precies op de dag van de seance het andere kindje gekregen.[3]

Volgende seances bleken al even wonderbaarlijk te verlopen. Op een zeker moment hadden Samuel Preiswerk en Carl Jung Sr – Jungs grootvader van vaders kant – die tijdens hun leven hopeloos met elkaar overhoop hadden gelegen, een nieuw verbond gesloten:er kwam een waarschuwing van hen beiden binnen dat een andere zuster die ook in verwachting was, haar kindje zou gaan verliezen en in augustus daarop werd het kind voortijdig en dood geboren. [4]

Hellie bracht veel stemmen voort, maar het interessantst was een geest genaamd Ivenes, die zichzelf uitgaf als de echte Helene Preiswerk. Dit karakter was veel volwassener, zelfverzekerder en intelligenter dan Hellie, die door Jung werd omschreven als iemand die nogal afwezig was en niet bepaald pienter, getalenteerd of goed opgeleid. Het was alsof er onder de onopmerkelijke teenager een vollere, meer dwingender persoonlijkheid aanwezig was, zoals Jungs ‘Andere’.

Dit was een inzicht in de psyche die de basis zou vormen voor zijn latere theorie over ‘verpersoonlijking’, het proces van het ‘worden die je bent’. Hellie kwam later tot volle bloei, en werd een succesvol coupeuse in Frankrijk, hoewel zij al op vroege leeftijd overleed, ze was net 30 jaar oud.

In zijn dissertaties over de seances, ‘On the Psychology and Pathology of So-called Occult Phenomena’, omschreef Jung Helly nogal ongeflatteerd als “iemand wiens hoofd symptomen van de Engelse ziekte vertoonde”, en “iemand met een ietwat bleke gelaatskleur”. Bovendien vermeldde Jung daarbij niet dat zij zijn nicht was.
Ook liet hij na iets te zeggen over zijn eigen deelname aan die seances en dateerde die tussen 1899 en 1900, terwijl hij er al jaren eerder aan was begonnen.

Gerhard Wehr suggereert op beleefde wijze dat ‘de doctoraal kandidaat kennelijk in zijn maag zat met het onthullen van zijn eigen rol en in het bijzonder zijn nauwe familiebanden, en wilde hij op die manier verder kritisch onderzoek voorkomen waardoor mogelijk roet in het eten zou kunnen worden gegooid met betrekking tot het wetenschappelijk waardeoordeel over zijn complete werk’. [5]

Anders gezegd: Jung de wetenschapper dacht dat het wel goed voor zijn mooie carrière zou zijn, wanneer hij zijn persoonlijke betrokkenheid bij het occultisme zou verdoezelen.

De klopgeest in de boekenkast van Sigmund Freud
In 1900 ging de 25-jarige Jung aan het werk in de prestigieuze ‘Burghölzli Kliniek’ in Zürich. Hier verrichte hij diepgaand onderzoek naar woordassociatie, ontwikkelde hij zijn theorie over “complexen” en nam hij het voortouw in een succesvolle ‘patiëntvriendelijke’ aanpak tijdens het werk met psychotische en schizofrene patiënten. Bij dit werk kwam hij in contact met Sigmund Freud.

Een van de weinige foto’s van Jung (r.o.) en Freud (l.o.) sámen, voordat hun relatie stuk liep, tijdens een studiereis naar de VS.

Vanaf 1906, toen zij begonnen te corresponderen, tot 1912, toen hun vriendschap stuk liep, was Jung een fervent aanhanger van het werk van Freud en steunde en propageerde hij diens ideeën van harte. Er was echter ook sprake van wat wederzijdse stekeligheden. Een ervan gaat over de beroemde klopgeest in de boekenkast van Freud.

Toen hij in 1909 een bezoek bracht aan Freud, vroeg Jung hem over zijn houding ten opzichte van parapsychologie. Freud deed er nogal sceptisch over en deed het onderwerp af als zijnde nonsens’…

Jung was het daarmee oneens en terwijl hij tegenover zijn meester zat, kreeg hij het gevoel alsof zijn middenrif begon te gloeien, alsof het roodgloeiend werd. Plotseling klonk er een luide knal uit een boekenkast.Beiden sprongen op en Jung zei tegen Freud: “Zie je nou, dit is nou zo’n typisch voorbeeld van een zogenaamd katalytisch exterioriserend verschijnsel!”..

Jungs langdradige en breedsprakige uitdrukking voor een klopgeest of ‘lawaaiige geest’. Toen Freud daarop “Kletskoek!” riep, voorspelde Jung dat er onmiddellijk nog zo’n knal zou volgen. Dat gebeurde ook terstond. Jung zei dat Freud hem vanaf dat moment begon te wantrouwen. Uit Freuds brief aan Jung over het incident, krijgt men de indruk dat hij het gevoel had dat Jung zelf verantwoordelijk was geweest voor de gebeurtenissen.

Dat is niet zo verrassend; Jung gaf er inderdaad blijk van talrijke paranormale gaven te bezitten. Toen hij eens na een lezing in zijn hotelbed lag, ervoer Jung de zelfmoord van een patiënt die een grote gevoelsoverdrachtelijke band met hem had. De patiënt  was in een depressie terechtgekomen en schoot zich door het hoofd. Jung werd in zijn hotel wakker terwijl hij een vreemde pijn in zijn voorhoofd had. Later leerde hij dat de patiënt zich op precies diezelfde plaats in zijn hoofd had geschoten, op precies hetzelfde moment dat Jung wakker werd.

Nog meer ter zake doende is het verhaal van een bezoeker aan zijn huis die eens een opmerking maakte over het naar ‘buitengerichte libido’ van Jung, en vertelde dat “wanneer er sprake was van een belangrijk idee in het hoofd van Jung dat nog niet geheel bewust was, de meubels en het houtwerk in het interieur begonnen te kraken..”

En dan.. het ‘RED BOOK’..

Een van de meest mysterieuze boeken van deze tijd, het ‘Red Book’ van Carl Jung. (Verschenen op 7 oktober 2009/W.W. Norton and Co.)

De breuk met Freud, leidde hem uiteindelijk tot zijn eigen ‘afdalen naar het onbewuste’, een verontrustende reis naar de duistere diepten van de menselijke geest, waaraan hij de inzichten ontleende over het collectieve onderbewuste die stof gaf voor zijn eigen school van de ‘analytische psychologie’.

Hij had zich ingelaten met een ‘creatieve ziekte’ en was er niet zeker van of hij mogelijk gek zou worden.

In oktober 1913, niet lang na de scheiding, had Jung een visioen of hallucinatie, afhankelijk vanuit welk standpunt je dat wilt bekijken. In de trein zag hij plotseling dat Europa tussen de Noordzee en de Alpen werd overspoeld door een watersnood. Toen die Zwitserland bereikte, rezen de bergen omhoog om zijn vaderland te beschermen, maar hij zag in het water allemaal brokstukken en lichamen drijven. Toen veranderde het water in bloed.

Het visioen duurde een uur en leek meer op een droom die zijn wakend bewustzijn was binnengedrongen. Omdat hij zich meer dan tien jaar had beziggehouden met de verzorging van mentale patiënten die precies dezelfde soort symptomen vertoonden, had Jung alleszins reden zich zorgen te maken. Ironisch genoeg was hij de daaropvolgende zomer min of meer opgelucht toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak en hij deduceerde dat zijn visioen daarvan mogelijk een vooruitziende aankondiging was geweest.

Toch bleef de psychische druk groot. Uiteindelijk kwam er een moment waarop Jung het gevoel had zich niet langer tegen het gevoel van gekte kon blijven verzetten. Hij besloot het te laten gaan. Toen hij dat deed, belandde hij in een angstaanjagende onderaardse wereld waar hij vreemde intelligenties ontmoette die in zijn geest hadden ‘geleefd’. De ervaring was zo verontrustend dat Jung gedurende een tijdje met een geladen pistool onder zijn kussen sliep, klaar om zich door zijn hoofd te schieten als de stress te groot zou worden.

Een van de tekeningen van Jung (©The foundation of the works of C.G. Jung)

In zijn ‘Red Book’ (verschenen op 7 oktober 2009 bij W.W. Norton and Co.- vert.) doet hij verslag in woord en beeld van de objectieve, onafhankelijke entiteiten die hij gedurende zijn ‘creatieve ziekte’ ontmoette – entiteiten die niets met hem persoonlijk te maken hadden, maar die zijn innerlijke wereld met hem deelden.

Daar waren Elia en Salomo, twee figuren uit de Bijbel, die werden vergezeld door een slang. Er was ook een figuur die Jung met Philemon aansprak, die een soort innerlijke goeroe werd en in de tekeningen verscheen als een kalende oude man met witte baard met stierenhoorns en ijsvogelvleugels.

Op een morgen, nadat hij die figuur had getekend, maakte Jung een wandeling in de buurt en vond hij een dode ijsvogel. Die vogels waren in Zwitserland tamelijk zeldzaam en een dood exemplaar had hij nog nooit gevonden.Dit beschouwde hij wederom als een van de vele synchroniciteiten – ‘betekenisvolle coïncidenties’ die hem in die tijd ten deel vielen.

Er waren er nog meer. In 1916, nog steeds in de ban van zijn crisis, voelde Jung opnieuw dat er iets bij hem van binnen naar buiten wilde. Een angstaanjagende rusteloosheid vulde zijn huis. Hij voelde de aanwezigheid van de dood – en zijn kinderen voelden dat ook. Een van zijn dochters zag een vreemde witte figuur; een andere figuur had ’s nachts de lakens van haar bed gegraaid. Zijn zoon tekende een portret van een ijsvogel die hij in zijn droom had gezien: uit het kopje van de ijsvogel stak een grote vlammende schoorsteen, en er vloog een duivel door de lucht die de ijsvogel vervloekte omdat hij zijn vissen roofde.

Jung moest toen iedereen nog vertellen over Philemon. Toen, op een middag werd er hard aangebeld, maar er stond niemand voor de deur. Hij vroeg: “Wat is dit nu weer?” En de stemmen van de doden antwoordden: “We zijn weer terug uit Jeruzalem waar wij niet hebben gevonden wat wij zochten,” woorden die het begin vormen van Jungs vreemde ‘Seven Sermons to the Dead‘, een werk van spiritueel dictaat, of ‘channelling’, dat hij opdroeg aan ‘Basilides in Alexandria, de Stad waar Oost en West elkaar raken’.

Geesten in huis.
In 1919 liep de Eerste Wereldoorlog teneinde en was de crisis van Jung voorbij, hoewel hij nog steeds wat hij noemde ‘de actieve verbeelding’ – een soort van wakende droomtoestand –  praktiseerde en waarvan hij in zijn ‘Red Book’ verslag doet. Maar er was geen gebrek aan geesten van een meer traditionelere soort. Hij werd uitgenodigd om in Londen een lezing te geven over ‘De Psycho­logische Fundering van het Geloof in Geesten’ ten overstaan van het Genootschap voor Psychologisch Onderzoek. Hij vertelde het gezelschap dat geesten en materialisaties ‘onbewuste projecties’ waren.

“Ik heb bij herhaling”, zei hij, “de telepathische effecten van onbewuste complexen waargenomen en tevens een aantal parapsychologische verschijnselen, maar ik zie in dat alles geen bewijs voor het bestaan van echte geesten, en zolang dergelijk bewijs uitblijft, moet ik dit hele gebied beschouwen als deel van de psychologie”.

Zonder enige twijfel wetenschappelijk genoeg, maar een jaar later, ontmoette hij, wederom in Engeland verblijvend, een ietwat echte geest. Hij bracht een aantal weekenden door in een landhuis in Aylesbury dat hij van Maurice Nicoll huurde (een latere student van Gurdjieff en Ouspensky) en hij werd aldaar getrakteerd op een ware serenade van angstaanjagende geluiden vergezeld van een afschuwelijke stank die zijn slaapkamer vulde.

Carl Jung: “Metafysische verschijnselen kunnen beter worden uitgelegd door een hypothese over het bestaan van geesten, dan een over de kwaliteiten en eigenaardigheden van het onbewuste”.

Mensen uit het dorp vertelden hem dat het huis behekst was en op een bepaaldelijk slechte nacht, ontwaarde Jung op het kussen naast het zijne het hoofd van een oude vrouw; de helft van haar gelaat was verdwenen. Hij sprong uit bed en wachtte in een leunstoel het ochtendgloren af. Het huis werd later afgebroken.
Men zou kunnen denken, dat Jung, die toch ook de terugkomst van de doden uit Jeruzalem had meegemaakt, minder geschrokken zou zijn bij het zien van een traditionele Engelse geestverschijning, maar de ervaring bracht hem danig van zijn stuk; hij deed er pas in 1949, 30 jaar later, verslag van in een obscure verzameling van spookverhalen.

Toen zijn lezing voor het Genootschap voor Psychologisch Onderzoek in 1947 opnieuw verscheen in de Verzamelde Werken, voegde Jung een voetnoot toe waarin hij uitlegde dat hij zich er niet zo zeker van voelde als destijds in 1919 dat verschijningen door de psychologie konden worden verklaard en dat hij betwijfelde “of een uitsluitend psychologische benadering recht zou kunnen doen aan het verschijnsel op zich”.

Voor Jung was de ‘I Tjing’ een prachtig middel om dieper het raadsel van zijn leven te duiden.

In een later verschenen naschrift, gaf hij opnieuw toe dat zijn eerdere uitleg onvoldoende was, maar dat hij het niet eens was over de echtheid van de geesten omdat hij geen enkele ervaring met ze had – daarbij makkelijk voorbijgaand aan het spookhuis in Aylesbury. Maar in een brief uit 1946 aan Fritz Kunkel, een psychotherapeut, gaf Jung toe: “Metafysische verschijnselen kunnen beter worden uitgelegd door een hypothese over het bestaan van geesten, dan een over de kwaliteiten en eigenaardigheden van het onbewuste”.

Jung en de I Ching
Een soortgelijke onzekerheid omgeeft zijn ervaring met de I Ching, het oude Chinese orakel, waarmee hij in het begin van de jaren ’20 begon te experimenteren en die, net als horoscopen, onderdeel werd van zijn therapeutische praktijk. Hoewel hij de I Ching hier en daar in zijn werk noemt, gaf hij niet eerder dan in 1949, opnieuw 30 jaar nadien, in zijn voorwoord bij de klassieke vertaling van Wilhelm/Baynes, ronduit toe dat hij de I Ching zelf ook gebruikte.

En alhoewel hij probeerde de doeltreffendheid ervan te verklaren door wat later zijn paranormale deus ex machina, synchroniciteit zou worden, geeft Jung toe dat de bron van de inzichten van het orakel wordt gevormd door de ‘spirituele diensten die de levende ziel van het boek’ vormen, een opmerking die lijnrecht indruist tegen zijn quasiwetenschappelijke uitleg.

Ironisch genoeg geeft zijn grote werk over ‘betekenisvolle coïncidenties’, ‘Synchronicity: An Acausal Connect­ing Principle’ (1952), geschreven met de natuurkundige Wolfgang Pauli, slechts één ondubbelzinnig voorbeeld van het verschijnsel, en lezers die, net als ik, de realiteit van synchroniciteit omarmen, komen er bekaaid af door Jungs poging het verschijnsel te verklaren aan de hand van archetypes, kwantumfysica, statistische analyses, wiskunde, de experimenten van J.B. Rhine met ESP, astrologie, telepathie, procognitie en andere paranormale gaven, hetgeen sterk riekt naar het opnieuw onder de aandacht brengen van Jungs reflex van “Ik ben toch eigenlijk een wetenschapper”.

Het Waterman Tijdperk
Het Waterman Tijdperk

Het Watermantijdperk
In de jaren ’20 stortte hij zich op een studie Gnostiek – waarmee hij al in 1912 kennis had gemaakt – en Alchemie. Het was vooral Jung die, meer dan anderen, de oude Hermetische activiteit onttrok aan de intellectuele vergetelheid. Een andere Hermetische praktijk die hij volgde was de astrologie, die hij rond het tijdstip van de breuk met Freud, serieus was gaan beoefenen.

Jung informeerde zijn vriendenkring dat het trekken van horoscopen onderdeel was van zijn therapeutische praktijk, maar pas in de donkere tijden van de Tweede Wereldoorlog ontdekte hij een bredere toepassing. In 1940 spreekt Jung in een brief aan H.G. Baynes over een visioen dat hij in 1918 had en waarin hij had gezien hoe er ”vuur als regen uit de lucht kwam vallen en Duitse steden verzwolg”.

Hij voelde dat 1940 het cruciale jaar was, en hij merkt op:  “Dan naderen we de meridiaan van de eerste ster van de Waterman. Het was de waarschuwende aardbeving van het Nieuwe Tijdperk”.

Hij was op de hoogte van de prescessie van de nachteveningen, de schijnbaar achterwaartse beweging van de Zon door de tekens van de Dierenriem. Door tijdens de voorjaarsequinox als achtergrond te dienen, geeft ieder sterrenbeeld zijn naam aan een ‘tijdperk’ – ook wel genoemd een ‘Platonische Maand’ –  die ruwweg zo’n 2.150 jaar duurt.

In zijn uiterst vreemde boek ‘Aion’ (1951) beweert hij dat de individualisatie van de Westerse beschaving als geheel het pad van de ‘Platonische Maand’ volgt en als zodanig een soort van ‘precessie van de archetypes’ voorstelt. Jezus weet zich omgeven door de symboliek van vissen, omdat Hij het centrale symbool was van het Vissentijdperk, het astrologische teken van Vissen. Voorgaande Tijdperken – dat van Stier en Ram – brachten overeenkomstige symboliek voort.

Het aanstaande tijdperk is dat van Waterman, de Waterdrager. In een gesprek met Margaret Ostrowski-Sachs, vriendin van Hermann Hesse, geeft Jung toe dat hij deze ‘geheime kennis’ jarenlang voor zichzelf heeft gehouden en tenslotte openbaar maakte in ‘Aion’. Hij was er niet zeker van of hem dat werd ’toegestaan’, maar gedurende zijn ziekte had hij ‘bevestiging’ ontvangen dat hij dat mocht doen.

Hoewel de mysterieuze geleerde Gerald Massey en de Franse esotericus Paul Le Cour al eerder hadden gesproken over de komst van het Watermantijdperk, was Carl Jung toch de meest prestigieuze openbare figuur die dat deed, en door die daad werd dat idee een pijler onder de alternatieve cultuur van de jaren ’60 en ’70.
Dat kwam vooral door zijn uitgebreide  commentaren daarop in zijn boek ‘Flying Saucers: A Modern Myth of Things Seen in the Sky’ (1958), waarin hij argumenteerde dat Ufo’s in principe mandala’s waren vanuit de ruimte. Tijdens zijn crisis was hij op het beeld van de mandala gekomen. Het woord ‘mandala’ is  Sanskriet voor ‘magische cirkel’, als symbool van psychische heelheid.

Jung schreef profetisch:
“Mijn geweten als psychiater verlangt van mij, dat ik mijn plicht zal doen en de weinigen die mij horen voor te bereiden op aanstaande gebeurtenissen, die in overeenstemming zijn met het eind van een tijdperk……”.

Jung suggereerde dat ‘vliegende schotels’ massale archetypische projecties waren, gevormd door de psychische spanning die door het oplaaien van de Koude Oorlog tussen Amerika en Rusland teweeggebracht werd. De Westerse wereld, zo voerde hij aan, leed aan een ernstige zenuwinzinking en Ufo’s waren een manier om de spanning te ontladen.

Jung schreef profetisch: “Mijn geweten als psychiater van mij verlangt dat ik mijn plicht zal doen en de weinigen die mij horen voor te bereiden op aanstaande gebeurtenissen die in overeenstemming zijn met het eind van een tijdperk……”. Zoals wij weten uit de oude Egyptische geschiedenis, vormen zij symptomen van psychische veranderingen, die altijd optreden aan het eind van een Platonische Maand en aan het begin van de volgende. Ze zijn, naar het schijnt, veranderingen in de constellatie van de psychisch dominante factoren, van de archetypes of ‘Goden’ zoals ze vroeger werden genoemd, die langdurige transformaties van de collectieve geest teweegbrengen.

Deze transformatie begon….. met de overgang van het Tijdperk van de Stier naar dat van Ram en daarna van Ram naar Vissen, waarvan het begin samenviel met de opkomst van het Christendom. We naderen nu opnieuw een belangrijke verandering… wanneer het begin van de lente het sterrenbeeld Waterman binnengaat…”

Tien jaar later, in 1969, had de band ‘The Fifth Dimension’ (overigens dezelfde naam als de titelsong van de derde LP van The Byrds die het kosmische karakter van de Mystieke Zestiger Jaren weerspiegelt) een hit met een nummer uit de musical Hair waarin Jungs ideeën weerklonken en miljoenen mensen over de hele wereld geloofden dat ze getuige waren van het ‘Gloren van het Watermantijdperk’. (…this is the dawning of the Age of Aquarius…)

 

Carl Jung, de Mysticus..
Jung stierf in 1961, net op de drempel van de occulte revival van de jaren ’60, de renaissance van het magisch denken waarvoor hij zich zo sterk had gemaakt. Hij was ook direct verantwoordelijk voor de ’trek naar het Oosten’ die velen toen ondernamen, en tot op de dag van vandaag nog steeds ondernemen.

Samen met de I Ching gaf Jung zijn fiat aan tot dan toe geheimzinnige onderwerpen als ‘Het Tibetaans Dodenboek’, het Taoïsme en Zen, en men kan zich afvragen of deze Oosterse import ‘producten’ zonder zijn tussenkomst ook zo’n overweldigende populariteit zouden genieten als de mate waarin ze zich tot op heden mogen verheugen.

Dat hij in vele opzichten werd gezien als een van de ‘grondleggers’ van de Love & Piece Generatie, kan worden opgemaakt uit het feit dat zijn beeltenis is opgenomen in de fotocollage die de Beatles LP ’Sgt Pepper’s Lonely Hearts Club Band’ siert, alhoewel Jung zelf de ‘flower power’ misschien wel had afgedaan als een droevig naïef verschijnsel.

Hoewel hij door de gevestigde intelligentia nooit geaccepteerd werd, is zijn invloed op de populaire cultuur immens groot geweest en zijn naam staat op al onze hedendaagse wortels, onze innerlijk geleide spiritualiteit, die ongelukkig genoeg wordt geassocieerd met de New Age beweging. Jung zelf mag dan wat dubbelzinnig zijn geweest over zijn relatie met mystiek, magie en het occulte, maar de miljoenen mensen die tegenwoordig aandacht besteden aan hun dromen en daarvoor de I Ching raadplegen, mogen de ‘Sage van Küsnacht’ daarvoor best dankbaar zijn.

Voetnoten:
[1] Quoted in Vincent Brome: Jung: Man and Myth, Scientific Book Club, 1979, p277.
[2] Brome, op. cit. p68.
[3] Deidre Bair: Jung: A Biography, Little Brown, 2004, p48.
[4] Ibid. p49.
[5] Gerhard Wehr: Jung: A Biography, Shambhala, Boston, 1987, p72.

The Red Book: Liber Novus wordt uitgegeven door WW Norton and Co., en kost £ 120.

De website van Atheneum Boekhandel heeft een prachtige gedeelte gewijd aan The Red Book. Klik voor het bekijken van een aantal van de bijzondere tekeningen, en twee zeer informatieve videofilms hier: Atheneum.nl.

Kijk naar deze korte film van uitgever Norton & Co. over de prachtige onthulling van dit fenomenale, uiterst mysterieuze boek dat 23 jaar verborgen lag in een Zwitserse kluis ‘The Red Book’.

x

22 gedachten over “De Occulte Wereld van C.G. Jung

  1. Wat leuk om dit artikel te lezen over Jung.
    Mijn astrologische kennis heb ik op gedaan met de archetypische benadering van Jung.
    Heel bijzonder en schitterend om te zien Het Rode Boek van deze bijzondere mens die ook behoorlijk met zichzelf geworsteld heeft. Wat een impact heeft ie op ons gehad!

  2. Toevallig, maar wat is toeval, kom ik net tegen van welke ’tennisclub’ Carl Jung, als zovelen beroemdheden, lid was!

    pagina 162 Quote:

    Fig. 74 — Famous Rosicrucian Mason and psychologist Carl Jung. Carl Gustave Jung (1875-1961) Read Carl Jung’s Masonic credentials in the “Introduction” of Scarlet and the Beast, Vol. 1, 3rd edition. Also in footnote No. 55 of the “Introduction,” read A Brief Account Of The Similarities Between Jungian Psychology And Freemasonry by psychologist Alan Hamilton, a 32 degree Freemason.

    http://www.bibliotecapleyades.net/archivos_pdf/2facesfreemasonry02.pdf

    http://www.bibliotecapleyades.net/sociopolitica/sociopol_masonsknightstemplar03.htm

    1. Maar zou elke freemason per definitie de duistere agenda vertegenwoordigen? De heer Jung, Sitchin en Maxwell hebben er toch aan bijgedragen dat er een spreekwoordelijk balletje is gaan rollen die in mijn ogen meer “verlichting” heeft gebracht.

    2. @Jonny,
      verlichting die van buiten komt: zon, vuur, t.l., vuurvliegjes, gloeiwormen, sommige vissen, enzoveelvoort.

      Maar als je binnenverlichting bedoeld dan hebben we het over iets anders. Je kunt alleen ver licht (als luchtig niet als licht van vuur) worden door verzwaringen te laten varen. Dus van binnen naar buiten en niet andersom.

      Verlichting in woord is al subliem verstopt maar zoek en gij zult vinden; echter niet door je te gedragen als een spons die alles maar van anderen wil opnemen.

      Een wijs mens (Boedha, Jezus, etc.)zoekt geen verlichting buiten als het ook al binnen ligt. Als een medemens je wil verblinden met glitterende verlichting pas dan op, je wordt dan vaak letterlijk verblind!

      Als je binnen verlichting werkt dan zie je ineens wie daar echt voor je staat; de leugenaars en de oplichters, de zielenzoekertjes.

    3. @Jonny,
      Jij ook dank! Voel me alweer een stukje lichter, wat overigens weer goed is voor de lijn!
      😉

  3. Interessant artikel!

    Zijn denkbeelden waren zó extreem tegengesteld aan de ‘materialistische’ en ‘reductionistische’ benadering die tegenwoordig heerst in de psychiatrie!

    Niks geen pillen & symptoombestrijding, nee, Jung onderzocht de krochten van zijn eigen Ziel…
    Als je heden ten dagen een willekeurige psychiater iets vraagt over de Ziel, zal hij zeggen dat deze ‘wetenschappelijk niet te verklaren is,’ en DUS niet bestaat. Gek eigenlijk als je bedenkt dat psychiaters vroeger in Duitsland SEELENDOKTOR genoemd werden. 😉

  4. Ik weet werkelijk waar niet wat ik van de jungiaanse psychologie meer moet vinden met alles erop en eraan.
    En dan heb ik er toch 5 jaar studie jungiaanse psychologie opzitten inmiddels.
    Het heeft me enorm gefascineerd: het is net een sprookje, die grondslagen van zijn werk.
    In humaan opzicht was Jung in zijn persoonlijke leven nou niet echt een kosjer mens.
    Maar ik denk wel dat hij diep contact had met en interesse in andere dimensies.
    Dat hij dingen zag die wij niet geacht worden te zien in het dagelijks leven.

    Robin de Ruyter waarschuwt voor Jung in een boek dat ik onlangs van zijn hand las.
    Maar hij zegt er niet precies bij waarvoor we bij Jung dan gewaarschuwd moeten zijn.
    Misschien vanwege hier eerder geplaatste opmerkingen vanwege Jungs lidmaatschap bij de rozenkruisers?
    Geen idee.

  5. Ik vind Jung juist op een rationele wijze het onrationele verklaren. Mede door het onrationele (de archetypische wereld) te erkennen als een deel van de totale mens.

    Veel paranormale verschijnselen, abducties door aliens, channelen of het verschijnsel van gespleten persoonlijkheden komen voort vanuit onszelf. Zelfs religieuze ervaringen en visioenen zijn een product vanuit onze eigen onderbewuste verschillende lagen. Ik ben daar altijd van overtuigt geweest en ik herken juist in Jung veel van mijn eigen standpunten. Jung was controverseel in zijn tijd en de mythe rondom zijn persoon werd later wat aangedikt. Jammer dat Jung in de moderne psycho-analyse veelal wordt verwaarloosd of wordt afgedaan als zweverigheid.

    1. Junge hunge junge die F001 toch, gelukkig dat je niet de enigste bent, je verstopt je weer achter een of andere vent. Wel eens achter je je zelf verstopt !??

    2. Niet inhoudelijk genoeg?!

      Meine Junge noch an toe! dat doe je toch ook met iedereen hier, het ontzenuwen dan het allemaal maar meuk is wat een ander te zeggen heeft en je eigen rommeltje er weer door heen douwt.

      ~~~ Commento toe gevoegd! ~~~

      Wat is de Koan van inhoudelijk zijn, Jij of Ik ?!

    3. Nogmaals, ik lees wederom geen enkel inhoudelijk argument omdat ik qua opvattingen niet op jouw niveau van geloven bevindt. Tja, de wereld staat bol van verschillende meningen en opvattingen. Wat is daar verkeerd aan?

  6. Jammer dat er in de koptekst direct een grote schrijffout optreedt.
    In de 2e alinea staat namelijk de wereldberoemde Carl Sigmund Jung.

    Natuurlijk gaat het hier om Sigismund Schlomo Freud – Sigmund Freud.
    En Carl Gustav Jung.

    Toevallig behandelen wij Jung op de Hogeschool en zag daarom direct deze verwevenheid van 2 mensen die op zich staande individuen zijn.

    Vriendelijke groet,
    Stef

  7. Hoi, even een paar correcties (van iemand die les geeft in Jungiaanse psychologie) op bovenstaande tekst:
    – Jung sprak met nadruk nooit over het ‘onderbewustzijn’. De plek valt immers niet te bepalen, zo zei hij. Hij noemde het het ‘onbewuste’, want het enige wat je ervan kunt zeggen is dat we het ons niet bewust zijn.
    – Je kunt Jung niet de grondlegger van de psychoanalyse noemen, dat was Freud. Jung ontwikkelde de ‘analytische psychologie’.
    – Die foto is zijn huwelijksfoto. Hij staat hier dus op met Emma Jung en niet met zijn ‘verliefde?’ nicht Helena.
    – Die man die stierf vlak na zijn bijna-dood-ervaring was niet zijn leraar. Jung was zijn eigen leraar(!), maar zijn arts.
    – In de tekst staat dat die bijna-dood-ervaring geen prettige was, dat moet zijn dat het geen onprettige ervaring was.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.