Advertentie

De eerste contacten: Adamski ontmoet Venus-bewoner


George Adamski
George Adamski

De ontmoeting die George Adamski in de Californische woestijn had met een wezen met lang blond haar, is wel een heel uitzonderlijke gebeurtenis geweest in de geschiedenis van de mensheid. Als Adamski de waarheid heeft gesproken, dan mag die ontmoeting in 1952 in de buurt van Desert Center fabelachtig genoemd worden: Op dat ogenblik zou dan een mens oog in oog hebben gestaan met een wezen dat afkomstig was van Venus. Was het echter bedrog, dan is het wel een van de opzienbarendste grappen geweest die ooit in elkaar werd gezet. Hoe dan ook, voor amateur-astronoom Adamski leverde het verhaal reisjes op naar alle delen van de wereld. Overal hield hij lezingen over zijn ontmoeting met een buitenaards wezen. Zelfs onder koningen, koninginnen en andere staatshoofden. Ook onze eigen Juliana.

Weergave hoofdstuk: De eerste contacten
Uit het boek: ‘Grote Mysteries, Vliegende schotels en andere raadsels van het Heelal’

Bestuurders voertuig: ‘een soort mensen’

Ons vliegende-schotel-tijdperk was nog niet eens vijf jaar oud, toen Adamski bekend maakte dat hij een wezen van Venus had ontmoet. George Adamski, toen een 61-jarige Amerikaan van Poolse afkomst, woonde op een steenworpafstand van het beroemde Hale Observatorium in Mount Palomar in de staat Californië in de Verenigde Staten. Hij geloofde niet alleen in het bestaan van vliegende schotels, maar hij was er ook van overtuigd dat de wezens die de voertuigen bestuurden een soort mensen waren. 

Adamski en een groep aanhangers hadden al heel wat verhalen gehoord over vliegende schotels die in de buurt zouden dalen tot vlak boven de grond en daar zelfs landden. De Adamski-groep besloot toen om meer te doen dan alleen foto’s nemen van vliegende schotels. Ze zouden proberen in contact te komen met de inzittenden van de ruimtevaarttuigen. 

Met dit doel voor ogen begaven Adamski en zes anderen zich op 20 november 1952 naar de woestijn van Californië. Adamski zei dat hij voelde dat ruimtewezens hem op een of andere manier leidden. De anderen gingen er daarom mee akkoord dat hij hen de weg wees. Ze reden naar Desert Center en daarvandaan nog eens 15 kilometer in de richting van Parker in de staat Arizona. Kort nadat de schoteljagers gestopt waren om in de berm wat te eten, werden ze al beloond met de verschijning van een kolossale sigaarvormige UFO, die ook al de aandacht had getrokken van piloten die boven de streek vlogen. 

‘Gauw breng me erheen!’

Adamski, die zelf niet reed, schreeuwde: ‘Gauw, breng me erheen! Dat schip komt voor mij en ik wil hen niet laten wachten! Misschien is de schotel al geland. Ze durven natuurlijk niet hier te landen omdat er zoveel mensen zijn!’ Twee leden van het gezelschap reden direct de weg af naar een rustiger plek. 

De groep vliegende-schotel-enthousiasten was al op de grond van persoonlijke waarnemingen tot de slotsom gekomen, dat de sigaarvormige UFO’s moederschepen waren: een soort reusachtige vliegdekschepen, de basis van kleinere, schijfvormige schotels. Ze verwachten dus niet dat het enorme vliegende voorwerp zou landen. Toen Adamski een rustige plek had gevonden op omstreeks een kilometer afstand van de plats waar ze hadden gepicknickt, waren hij en de mannen in de auto dan ook helemaal niet verbaasd toen de UFO uit het gezicht verdween. Adamski verzocht zijn vrienden om hem even alleen te laten met zijn telescoop, statief en fotoapparatuur. Daarom keerden de twee mannen terug naar de rets van het gezelschap. 

Al enkele minuten later werd Adamski’s aandacht getrokken door een soort bliksemschicht. Onmiddellijk daarna zag hij een vliegend voorwerp dat in zijn richting scheen te koersen. Het daalde en landde toen op ongeveer 800 meter bij hem vandaan. Adamski zag de vliegende schotel in zijn telescoop en begon foto’s te nemen met de camera die erop was gemonteerd. Toen hij een aantal foto’s had genomen, haalde hij de camera van de telescoop af en borg hem op in een hoes. Daarop pakte hij een ander fototoestel om het voorwerp op afstand te fotograferen. Terwijl hij dat deed, raasden enkele vliegtuigen over en de schotel verdween uit het zicht. Hij veronderstelde dat het toestel was teruggekeerd naar het moederschip. Maar na een paar minuten zag hij plotseling een man staan, dichtbij een ravijn. De man wenkte hem. Verbaasd maakte Adamski daaruit op dat iemand zijn hulp nodig had. Hij begon in de richting van het ravijn te lopen. 

‘Een wezen uit de andere wereld!’

Dichterbij gekomen zag Adamski dat de man iets kleiner en iets jonger was dan hijzelf en een soort skipantalon droeg. Zijn lange haar hing tot op zijn schouders, wat voor die tijd hoogst ongewoon was voor een man. Adamski schreef daar later over: ‘Heel plotseling, alsof er een sluier voor mijn geest werd weggenomen, verliet mijn gevoel van behoedzaamheid me zo volkomen, dat ik niet langer aan mijn vrienden dacht en ook niet of ze, zoals afgesproken, mijn bewegingen volgden. Inmiddels waren we al zeer dicht bij elkaar. De man deed vier stappen in mijn richting en toen stonden we op nog maar een armlengte afstand van elkaar. Pas toen drong het volledig tot me door dat ik me in het gezelschap bevond van een man uit de ruimte: een wezen uit de andere wereld!’ 

Adamski schatte de leeftijd van de man op ongeveer 28 jaar, zijn lengte op omstreeks 1.68 m en zijn gewicht tussen de 60 en 65 kilo. ‘Hij had een rond gezicht met een bijzonder hoog voorhoofd, grote enigszins scheefstaande, rustige grijsgroene ogen. Zijn jukbeenderen waren iets breder dan van een Europeaan, maar weer smaller dan van een Indiaan of Aziaat. Zijn neus was fijn van vorm en weinig opvallend en zijn mond was niet groot en niet klein. Zijn tanden waren prachtig wit en schitterden wanneer hij glimlachte of praatte.’ 

Zorgen over bommen en straling

Het gesprek vlotte niet zo, want de man scheen weinig Engels te kennen en Adamski kende de taal van de man niet. Ze praatten dan ook met elkaar door middel van een mengsel van gebarentaal en telepathie. Op die maniervernam Adamski dat de man van Venus kwam, dat de bezoekers uit de ruimte zich zorgen maakten over bommen en van de aarde afkomstige straling. Hij kwam ook te weten dat ze met hun ruimtevaarttuigen gebruik maakten van de aantrekkingskrachten van de hemellichamen in het heelal. Tijdens het gesprek wees de Venus-bewoner op zijn vliegden schotel die, zonder dat het Adamski het had gemerkt, boven de grond zweefde. (…) 

De korte ontmoeting tussen mensen uit twee verschillende werelden liep ten einde. De Venus-bewoner gebaarde zijn aardse metgezel vaarwel. Hij stapte op een richel achter de schotel, vandaar op de rand ervan en ging het ruimtevaartuig binnen zonder dat Adamski zag hoe hij dat deed. Weinig ogenblikken later steeg de vliegende schotel, die op een grote glazen klok leek, op en verween… 

Wat het verslag van Adamski aantrekkelijk maakte was, dat zijn zes vrienden de ontmoeting van een afstand hadden gadegeslagen.