Advertentie

‘Moongate’, hoofdstuk 3 + 4: Scheve calculaties..


x

– HOOFDSTUK 3 –

Het neutrale punt: vol tegenstrijdigheden

© vertaling Jan Smith voor WantToKnow.nl

x

Een Maansonde of ruimtecapsule die vanaf Aarde in de richting van de Maan wordt gelanceerd zal als gevolg van de aantrekkingskracht van de planeet voortdurend snelheid verliezen totdat hij bij het neutrale punt aankomt. Als de satelliet het neutrale punt echter passeert, wordt de aantrekkingskracht van de Maan sterker en neemt de snelheid weer toe. Het ruimtevaartuig moet een uiterst correcte baan volgen om in een baan om de Maan te komen of direct op de Maan te kunnen landen.

De noodzaak voor een nauwkeurige meting van de zwaartekracht van de Maan en dus ook van een nauwkeurige bepaling van de precieze locatie van het neutrale punt werd onder de aandacht gebracht door Hugh Odishaw, tussen 1954 en 1965 Directeur van de Amerikaanse Commissie voor het Internationale Geofysisch Jaar (IGY). In 1958 presenteerde hij een rapport aan alle lidstaten van het IGY onder de titel ‘Doelstellingen van een Voortdurend Programma voor Wetenschappelijk Ruimteonderzoek’ (1). Daarin gaf hij aan dat schattingen van de massa van de Maan destijds gebaseerd waren op waarnemingen van de bewegingen van asteroïden ten opzichte van de Aardas.

De onzekerheid voor de exacte massa werd gesteld op 0,3 %, hetgeen groot genoeg was om van invloed te zijn op de baan van maanraketten. Daarom wees Odishaw op de wenselijkheid om al tijdens de eerste Maanexperimenten de massa van de Maan nauwkeuriger te bepalen. Dit kon worden gedaan door het volgen van een raket tijdens de nadering van de Maan en de aantrekking van de Maan op elk moment van de raketbaan af te leiden, waardoor inzicht zou ontstaan over de zwaartekracht.

Nu kan men zich voorstellen hoeveel problemen NASA, maar ook de Russen, moeten hebben gehad om met succes satellieten naar de Maan te sturen, ook al kenden ze redelijk precies de positie van het neutrale punt. Als de aantrekkingskracht van de Maan, i.c. de locatie van het neutrale punt, een redelijke afwijking ten opzichte van de door de Zwaartekrachtwet van Newton bepaalde waarde zou hebben, kon men ernstige fouten verwachten tijdens de eerste pogingen om met succes een raket naar de Maan te sturen. Tevens kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de ontdekking van een belangrijk verschil in de verwachte Maanzwaartekracht onherroepelijk zou hebben geleid tot vele extra jaren van herberekeningen, herziene raketontwerpen, heroverwegingen ten aanzien van Maanlanders en zo meer.

Het omgooien van de gevestigde denkpatronen van alle betrokkenen zou ook aanzienlijk veel tijd vergen, zeker met het oog op de voorgaande 300 jaar waarin de concepten van Isaac Newton alle opleidingen en trainingen domineerden. Het lag ook in de lijn der verwachtingen dat het Ministerie van Defensie alle nieuwe ontdekkingen weleens in de doofpot zou willen stoppen. Met dit in het achterhoofd, samen met de conventionele ideeën over de positie van het neutrale punt van de Maan, zullen we de geschiedenis van de Maansondes opnieuw bezien.

Op naar de Maan
De Maan werd als eerst doel voor de exploratie van de ruimte gekozen omdat hij het dichtstbijzijnde hemellichaam van planeet Aarde is. Rusland was het eerste land dat op 2 januari 1959 met succes de maansonde Luna-1 lanceerde. Het ruimtescheepje vloog op een hoogte van 7.500 kilometer boven het Maanoppervlak en zond tijdens de ruimtereis informatie terug naar de Aarde. Amerika had in 1958 inmiddels al drie niet succesvolle pogingen achter de rug met de Pioneers 1, 2 en 3, voordat men er enkele maanden na de Luna-1 in slaagde om op een afstand van 60.000 kilometer langs de Maan te vliegen.

De Luna-2 werd op 12 september 1959 gelanceerd en was de eerste sonde die op de Maan terechtkwam. Het toestel zond tot op het laatste moment nog signalen naar de Aarde voordat hij op het Maanoppervlak te pletter sloeg. Luna-3 werd vervolgens op 4 oktober van dat zelfde jaar gelanceerd en cirkelde rond de Maan op een hoogte van 7.000 kilometer. De sonde zond foto’s van de achterkant van de Maan terug naar Aarde. Het is opvallend dat het Russische Maanprogramma na de vlucht met de Luna-3 gedurende vier jaar werd stopgezet!

Alle vluchten met de Luna’s werden met radar gevolgd teneinde informatie te verzamelen over de vluchtbaan en de zwaartekracht van de Maan. Zoals eerder gemeld kan aan de hand van de afgelegde baan van een object in de buurt van de Maan, de aantrekking door de zwaartekracht worden berekend, waardoor tevens de positie van het neutrale punt kan worden berekend. Wanneer de uitkomsten zouden afwijken van de verwachte waarden, zou het vermoedelijk weer jaren extra tijd vergen om toekomstige nieuwe maansondes te ontwikkelen. Wanneer de zwaartekracht belangrijk groter zou uitvallen dan werd verwacht, zou voor een zachte landing een veel zwaarder voertuig nodig zijn en veel meer brandstof voor remmanoeuvres en het later weer opstijgen.

Ook de Russische geheimhouding omtrent haar ruimtevaartprogramma is alom bekend. Daarom hebben de VS ook nooit kunnen profiteren van informatie die door Russische Maansondes werd verzameld. Ralph Lapp schrijft in zijn Man and Space—The Next Decade:

“. . . de Sovjets hielden alles over hun raketten uiterst geheim en gaven bijvoorbeeld nooit foto’s vrij van lanceringen. Bovendien waren Russische wetenschappers ook erg traag in het aan de wetenschappelijke gemeenschap vrijgeven van hun bevindingen en resultaten.2

Daarbij komt nog dat de vlieghoogte van de Amerikaans Pioneer-4 op 60.000 kilometer niet eens voldoende was om NASA ingenieurs in staat te stellen de juiste zwaartekracht van de Maan te bepalen. In ieder geval wezen de daaropvolgende missies met de Rangers uit dat de Amerikanen behoorlijk wat problemen ondervonden om met enig succes in de buurt van  de Maan te komen.

De eerste Rangers waren uitgerust met seismografen in bolvormige containers die waren ontwikkeld om de gevolgen van een landing te weerstaan. De Ranger-3 die op 26 januari 1962 werd gelanceerd, miste zijn doel op jammerlijke wijze en kwam in een baan om de Zon terecht. Ranger-4 raakte de Maan op 23 april van dat jaar, maar zond geen bruikbare informatie naar Aarde terug. Ranger-5 werd op 18 oktober gelanceerd en miste de Maan op 725 kilometer maar men kon hem toch nog gedurende meer dan 8 uur volgen.
Alle volgende lanceringen werden uitgesteld tot 1964 en ondertussen werd het programma volledig herzien. Het is opvallend dat alle Rangermissies na nummer 5 alleen maar waren ontwikkeld voor het nemen van foto’s omdat het kennelijk te moeilijk was om een semi-harde landing uit te voeren met seismische apparatuur aan boord.

De seismometer werd verpakt in een 75 centimeter grote balsahouten bol die met behulp van remraketten voldoende zou worden afgeremd om zonder schadelijke gevolgen met een snelheid van 250 kilometer per uur op het oppervlak neer te komen. Het meetinstrument was zo ontworpen dat het met 325 km/uur op een granieten bodem terecht kon komen en daarna nog zou werken. Als de Maan slechts 1/6 van de zwaartekracht van de Aarde had gehad, dan hadden de seismometers de klap wel overleefd. Maar als de aantrekkingskracht van de Maan veel groter zou zijn dan men verwacht had, dan zou een landing zonder grote raketten om de boel af te remmen, nooit een succes worden.
Blijkbaar gingen de wetenschappers van het Ranger-team er vanuit dat de zwakke 1/6 zwaartekracht de snelheid van de klap binnen aanvaardbare grenzen zou houden. Omdat ze het ontworpen pakket niet meer integreerden bij daaropvolgende missies en het ook nog eens meer dan anderhalf jaar duurde voordat er weer een lancering plaatsvond, kan men zich afvragen of ze toen iets heel nieuws over de zwaartekracht van de Maan te weten zijn gekomen.

Succesjes en veel brokken
Na de Russische stilteperiode van vier jaar, werd op 2 april 1963 Luna-4 gelanceerd. Het toestel vloog op 8.500 kilometer hoogte langs de Maan. Het doel van deze sonde werd nooit onthuld, behalve dat in een korte mededeling werd gemeld dat “…alle uitgevoerde experimenten en metingen waren voltooid. Het radiocontact met de sonde zal nog een paar dagen voortduren… 3

Er wordt aangenomen dat de missie uitsluitend tot doel had om gedetailleerde informatie te verzamelen over de zwaartekracht van de Maan. Zachte landingen zouden zonder de juiste informatie hierover nooit tot de mogelijkheden behoren.

Op 6 januari 1964 lanceerden de Amerikanen de Ranger-6 en omdat het elektrisch circuit vermoedelijk volledig doorbrandde omdat de camera’s per ongeluk tijdens de vlucht al werden geactiveerd, kon men geen beeldopnames van de Maan meer maken. Nadat men het systeem vermoedelijk opnieuw had ontworpen om deze fout voortaan uit te sluiten, werd op 28 juli daarop de Ranger-7 gelanceerd. De vlucht was succesvol en het toestel stuurde duizenden foto’s terug naar de Aarde. Ranger-8 werd op 17 februari 1968 de ruimte ingeschoten en de Ranger-9 volgde op 21 maart. Beide vluchten waren opnieuw een succes en een aantal van de foto’s die door Ranger-9 werden gemaakt, werden op de nationale televisiestations uitgezonden.

De Russen probeerden met Luna-5 op 9 mei 1964 een zachte landing uit te voeren, maar het toestel sloeg in volle vaart te pletter. Luna-6 werd de ruimte ingeschoten op 8 juni daaropvolgend maar miste de Maan, terwijl de volgende Luna-7 weer te pletter sloeg omdat de remraketten naar men vermoedt te vroeg werkten. Luna-8 ging op 3 december omhoog en sloeg ook te pletter. Luna-9 deed het beter; op 3 februari 1966 landde deze sonde met succes op de Maan.

Het Amerikaanse programma voor het maken van zachte landingen heette Surveyor en het ging van start in 1960. In 1962 werd het besluit genomen het gewicht van de Surveyor met circa 150 kilogram te verminderen, waardoor veel experimenten moesten worden afgeblazen. De reden die hiervoor werd opgegeven had te maken met problemen met de voorgestelde Atlas Centaur draagraket. Het lanceerschema voor 1963 ging voorbij en de module was in de verste verte nog niet eens gereed. De projectkosten werden met een factor tien overschreden en ‘problemen’ veroorzaakten het ene na het andere uitstel. Het Congres stelde een onderzoekscommissie in die al snel tekortkomingen in het management ontdekte bij zowel het Jet Propulsion Laboratory (JPL), NASA als hoofdaannemer Hughes Aircraft.

In We Reach the Moon, gaf John Noble Wilford een opsomming van alle problemen bij het Surveyor-project4. Het schijnt dat functionarissen van het JPL toegaven dat ze aanvankelijk de complexiteit van het hele Surveyor-project hadden onderschat. Een functionaris gaf toe dat het project vanaf de start niet op voldoende steun had kunnen rekenen en dat zij hun eigen kunde en capaciteiten zwaar hadden overschat. Het is waarschijnlijk meer dan toevallig dat de mislukking van Ranger-5 op 18 oktober 1962 resulteerde in het schrappen van de seismometer en in de aanzienlijke vertraging van de toekomstige Ranger-missies als gevolg van de problemen met de semi-harde landing. Het Surveyor-programma liep een vertraging op van minstens 28 maanden en Surveyor-1 maakte pas op 2 juni 1966 een zachte landing op de Maan.

Op de foto staat Apollo-12 astronaut Alan Bean naast de Surveyor-3 die op 20 april 1967 op de Maan was geland in de krater Oceanus Procellarum. Op de achtergrond is de Maanlander van de Apollo-12 zichtbaar op de rand van de krater.

Eindelijk succes
De Amerikaanse inspanningen om met Maansondes rond de Maan te vliegen begonnen op 17 augustus 1958 met de Atlas Able-1. Die miste de Maan op grote afstand, net als de twee sondes die daarna kwamen. Er werd toen besloten een groter ruimtevaartuig te bouwen en voor de lancering gebruik te maken van de Atlas Agena-D draagraket. Klaarblijkelijk was er een grotere draagraket nodig om een zwaardere last te kunnen vervoeren die voornamelijk bestond uit meer brandstof om te kunnen afremmen om uiteindelijk in de beoogde baan te kunnen komen.

…door schade en schande kwam men erachter dat er kennelijk meer brandstof nodig was voor zwaardere remraketten om te voorkomen dat zachte landingen faliekant verkeerd afliepen…’

Ook hier lijkt het weer meer dan toevallig dat het project om rond de Maan te cirkelen, dat in 1958 begon, werd uitgesteld tot 1964, toen Boeing Company aan het Maanlander project begon te werken. Kennelijk had men uit voorgaande missies geleerd dat er meer brandstof nodig was en zwaardere remraketten om te voorkomen dat satellieten op de Maan te pletter sloegen.

De Russen slaagden erin op 3 april 1966 de Luna-10 in een baan om de Maan te krijgen nadat ze al eerder, op 3 februari van dat jaar, een zachte landing hadden uitgevoerd met de Luna-9. Kennelijk was er zeer veel remkracht van de remraketten nodig dan voorzien, om in de Maanbaan terecht te komen en ook om een zachte landing uit te voeren. In ieder geval slaagde men erin beide operaties kort na elkaar met succes te volbrengen.

Neil Armstrong, Buzz Aldrin en Michael Collins; de astronauten van de eerste maanmissie

De Amerikaans Lunar Orbiter-1 werd op 14 augustus 1966 met succes in een baan om de Maan gebracht om daarna gedurende bijna 1,5 jaar allerlei intensieve onderozeken te doen als voorbereiding op de toekomstige Apollo-vluchten. De Lunar Orbiter-5 werd op 31 januari 1968 na een geslaagde missie die zeer veel onderzoeksresultaten hadden opgeleverd, op de Maan te pletter gevlogen. Deze Orbiter-missies maakten van 99% van het Maanoppervlak foto’s (ook van de achterkant) hetgeen leidde tot de ontdekking van Maan ‘mascons’ ofwel bepaalde gebieden waar een toename van de oppervlaktezwaartekracht werd vastgesteld. Hierover komen we later meer gedetailleerd terug.

Bovenstaande analyses van al die Maansondes wijst erop dat de Amerikanen en de Russen al vanaf 1959 een duidelijk beeld moeten hebben gehad over de aard van de zwaartekracht van de Maan. Het is echter ook zeker dat beide landen pas tegen 1966 hadden geleerd hoe ze met die zwaartekracht moesten omgaan en zachte landingen konden maken. Die datum is belangrijk in het licht van informatie over de Maanzwaartekracht die hierna volgt.

Het neutrale punt ligt toch verder van de Maan
Naar aanleiding van de Apollo-11-reis publiceerde Time Magazine op 25 juli 1969 de volgende informatie met betrekking tot het neutrale punt:

“Op 70.000 kilometer vanaf de Maan oefende de Maanzwaartekracht een kracht uit die gelijk was aan die van de Aarde, die vanaf dat punt in de ruimte op zo’n 322.000 kilometer afstand stond.5

Dit zal verbazing wekken omdat in hoofdstuk 2 wordt gemeld dat de afstanden waarop het neutrale punt zich bevindt ruwweg tussen de 32.000 en 40.000 kilometer vanaf de Maan moeten liggen. Het zou erop kunnen wijzen dat Time Magazine hier een fout heeft gemaakt want uit hun bericht blijkt na een eenvoudige rekensom dat het neutrale punt in dat geval zo’n 62.000 kilometer van de maan verwijderd ligt.

Daarom zullen we nu een paar andere bronnen aanhalen om een en ander te verifiëren.

– In de uitgave van 1969 van de History of Rocketry & Space Travel door Wernher von Braun en Frederick I. Ordway III, staat de volgende verklaring betreffende Apollo-11:

“De nadering van de Maan was zo nauwkeurig dat de baancorrectie die gepland stond voor 8:26 uur (EDT – Eastern Daylight Time) op de 19e werd gecancelled. Op een afstand van 70.000 kilometer van de Maan, passeerde Apollo-11 het zogenaamde ‘neutrale’ punt, waar voorbij het zwaartekrachtveld van de Maan dat van de Aarde ging overtreffen. Als gevolg daarvan ging het ruimtevaartuig, dat op zijn lange vlucht vanaf de Aarde tot dan toe geleidelijk snelheid had verloren, weer accelereren.6

Werner von Braun staat voor één van de 3 uitlaten van de machtige Saturnus-draagraket, die de Apollo-capsules zou lanceren.

Merk op dat de nauwkeurigheid van de vlucht zo goed was dat de correctie die halverwege de reis zou moeten worden uitgevoerd, achterwege kon blijven. Bovendien wordt de afstand tot het neutrale punt tot op de kilometer nauwkeurig vermeld en komt volledig overeen met de waarde die in Time Magazine werd genoemd.

– Een andere respectabele bron is de Encyclopaedia Britannica. Dit standaardwerk publiceert over het algemeen uitsluitend informatie die door conservatieve, vaak NASA- wetenschappers is geverifieerd. Om die reden komt hun verklaring over de positie van het neutrale punt nagenoeg overeen met die van Wernher von Braun. Met betrekking tot Apollo-11 vermeldde de Britannica in 1973 het volgende onder de kop Space Exploration:

“Beschouwing van de actuele dynamica van de baan van de Apollo-11 zal de hierboven vermelde verklaring onderschrijven. Het Apollo-11 vaartuig vloog boven de Aarde op een hoogte van 190 kilometer met een snelheid van 20.000 kilometer per uur. Door het bekrachtigen van de raketmotor op het exacte moment dat het ruimteschip precies in een lijn lag met de geprojecteerde baan werd de snelheid verhoogd naar 38.950 km/u. Omdat het aardmagnetisch veld tijdens de tweedriekwart dag (64 uur) durende reis naar de Maan voortdurend aan het ruimteschip trok, was de snelheid op 62.765 kilometer afstand van de Maan teruggelopen naar slechts 3.283 km/u. Op dat punt begon de aantrekkingkracht van de Maan groter te worden dan die van de Aarde en het ruimtevaartuig begon weer vaart te meerderen terwijl het naar en rond de achterkant van de Maan zwaaide en een snelheid bereikte van 8.400 km/u. Door het activeren van de remraketten werd die teruggebracht tot 5.922 km/u en het ruimteschip kwam zo in een elliptische baan rond de Maan.7

Hier wordt een afstand van 62.765 kilometer opgegeven, hetgeen dichtbij de door Time en Wernher von Braun genoemde waarden ligt. In hoofdstuk 2 werd verwezen naar de uitgave van de ‘Encyclopaedia Britannica’ uit 1960, waarin het neutrale punt werd gesteld op 19 Maanstralen (à 1.738 km), ofwel 33.000 kilometer vanaf de Maan. In dit geval is er sprake van een discrepantie tussen twee verschillende uitgaven van een en dezelfde bron.

– In We Reach the Moon, geeft Wilford aan dat het ruimtevaartuig het invloedsveld van de Maanzwaartekracht binnenvloog op een afstand van ongeveer 62.603 kilometer vanaf de Maan.8

– In Footprints on the Moon in 1969 geschreven door de journalisten en redacteurs van Associated Press, wordt het neutrale punt als volgt omschreven:

“Vrijdag, dag drie van de missie, bereikte Apollo-11 het hoogste punt van die lange ‘graviteitsheuvel’ tussen de Aarde en de Maan. Om 01:12 ’s ochtends (EDT) passeerden de neus-aan-neus gekoppelde ruimtevaartuigen het omslagpunt waarop de aantrekkingskracht van de Maan aan invloed gaat winnen. De astronauten waren 345.000 kilometer verwijderd van de Aarde en nog maar 61.000 kilometer scheidden hen van de ontmoeting met de Maan.9

Voldoende inconsistenties dus tussen de aangehaalde getallen die variëren tussen 61.100 en 70.000 kilometer.

Er worden veel verschillende waarden opgegeven met verschillende nauwkeurigheden, en toch liggen ze nog altijd in een spreidingsgebied dat erg verschilt van de pre-Apollo-calculaties. Je kunt op geen enkele manier om de discrepantie heen tussen de conventionele pre-Apollo-afstanden van 32.000 tot 40.000 kilometer en het post-Apollo- bereik dat ligt tussen 61.000 en 70.000 kilometer. Ook al varieert de afstand tussen Aarde en Maan tussen 356.410 en 406.679 kilometer en ook al vliegt een ruimtevaartuig niet via een rechte lijn tussen die twee hemellichamen, dan toch is dat nog geen verklaring voor het verschil in de afstanden waarop het neutrale punt ligt. De logische conclusie is dat deze laatste informatie over de positie van het neutrale punt onder de aandacht van het publiek werd gebracht op ongeveer hetzelfde moment dat in 1969 de eerste Maanlanding met een Apollo ruimtecapsule plaatsvond – hoewel dit gegeven al in 1959 was bepaald met behulp van de allereerste Maansondes. Het moge duidelijk zijn dat deze discrepantie niet eerder openbaar werd gemaakt dan tot op dit moment.

Tot op de dag van vandaag is de status quo van wetenschap en overheid zo geregeld dat men uitgaat van een zwaartekracht van de Maan die 1/6 bedraagt van die van de Aarde en dat het neutrale punt op minder dan 40.500 kilometer afstand van de Maan ligt. En daarom dienen deze discrepanties aangaande het neutrale punt en de gevolgen daarvan grondig te worden onderzocht.

De 'maanman'.. Zo zou het menselijk lichaam eruit zien bij een zwaartekracht, gelijk aan die van de Maan.

De oppervlaktezwaartekracht werd berekend met behulp van de nieuwe getallen die hierboven zijn gegeven en door toepassing van de wet van Bouguer-Lambert Beer (omgekeerde evenredigheid). Omdat de straal van de Aarde en de Maan, de afstand van het neutrale punt en de oppervlaktezwaartekracht van de planeet Aarde bekend zijn, kan de zwaartekracht aan het Maanoppervlak eenvoudig worden berekend. De techniek vereist geen kennis van de massa van Maan of Aarde zoals in de Zwaartekrachtwet van Newton wel het geval is.
Het enige aspect van de Wet van Bouguer-Lambert dat hier schijnt te gelden is de omgekeerd evenredige aard van de zwaartekracht. Omdat de aantrekkingskracht van de Aarde op het neutrale punt gelijk is aan die van de Maan, stelt de omgekeerde evenredigheid ons in staat de aantrekkingskracht op het Maanoppervlak te bepalen. Het resultaat is echter dat de oppervlaktezwaartekracht van de Maan 64% bedraagt van de zwaartekracht van de Aarde, dus niet 1/6 of 16,7 % zoals door Newtons Wet wordt verondersteld!

Een paradox of een doofpot?
Als je even niet meer denkt aan het feit dat het getal van 70.000 kilometer de gemeten waarde zou zijn voor de afstand van het neutrale punt zoals die ons is aangereikt door officiële bronnen, verschijnt er een hinderlijke paradox: Waarom zouden experts deze informatie verspreiden en blijven verklaren dat de zwaartekracht van de Maan 1/6 is van die van de Aarde, en daarbij ook volledig voorbijgaan aan het feit dat in de periode van voor de Apollo-vluchten iedereen het erover eens was dat het neutrale punt zich op minder dan 40.000 kilometer afstand bevond?

Bovendien zou het zomaar kunnen zijn dat de zwaartekracht van de Maan mogelijk zelfs nog meer bedraagt dan die 64% van de Aardse zwaartekracht.

Als wordt uitgegaan van het feit dat het hier een doofpot betreft en men nadenkt over de gevoeligheid van het neutrale punt voor lichte afwijkingen in de Maanzwaartekracht, zou NASA weleens makkelijk te lage getallen openbaar hebben kunnen maken.  Als het neutrale punt 14.000 kilometer opschuift, laten we zeggen op 84.000 kilometer vanaf de Maan, dan is het effect daarvan dat de Maanzwaartekracht toeneemt tot dezelfde waarde als die van onze planeet.

De discrepanties die in hoofdstuk 4 zullen worden besproken betreffen de omloopperiode van ruimteschepen om de Maan en snelheden die ze gehaald hebben terwijl ze de Maan bereikten vanaf het neutrale punt. De gepubliceerde omloopperiode en snelheden stemmen niet overeen met de afstand van 70.000 kilometer afstand tot de Maan. Ze kloppen met de ‘oude’ afstanden die voor het neutrale punt werden opgegeven en het verschil in zwaartekracht van 1/6. Om die reden is de officiële informatie inconsistent en tegenstrijdig, hetgeen duidt op een doofpot. De vraag doet zich voor waarom de afstand tot het echte neutrale punt toch is uitgelekt. Heeft een aantal NASA-medewerkers getracht de cover-up te saboteren?

 

* * *

Voetnoten bij dit hoofdstuk

1. Martin Caidin, The Moon: New World for Men, (Indianapolis, Indiana: The Bobbs-Merrill Company, 1963), p. 111.

2. Ralph E. Lapp, Man and Space—The Next Decade, (New York: Harper & Brothers, 1961), p. 51.

3. Wernher von Braun and Frederick I. Ordway III, History of Rocketry & Space Travel, (New York: Thomas Y. Crowell Company, 1969), p. 191.

4. John Noble Wilford, We Reach the Moon, (New York: W.W. Norton & Company, Inc., 1969), p. 95.

5. “The Moon—A Giant Leap For Mankind,” Time, July 25, 1969, p. 14.

6. Braun and Ordway, History of Rocketry & Space Travel, p. 238.

7. Encyclopaedia Britannica, 14th ed., 1973, s.v. “Space Exploration,” p. 1045.

8. Wilford, We Reach the Moon, p. 54.

9. The Writers and Editors of the Associated Press with Manuscript by John Barbour, Footprints on the Moon, (The Associated Press, 1969), p. 201.

* * *

 

– HOOFDSTUK 4 –

Ook discrepanties in snelheid, vluchtduur en benodigde brandstof..

© vertaling Jan Smith 2011 voor WantToKnow.nl/.be

x

Journalisten die verslag deden van Apollo-missies meldden allemaal dat de ruimtevaartuigen minder dan 9.650 km/u vlogen bij het naderen van de Maan. Dit was nadat het neutrale punt was gepasseerd met een snelheid die iets hoger lag dan 3.200 km/u. Men heeft tot nog toe geen enkele berekening kunnen ontdekken waaruit de snelheid van de capsules blijkt op het moment van het naderen van de Maan. Daarom kan redelijkerwijs worden aangenomen dat deze verkregen informatie direct of indirect afkomstig is geweest van NASA. Er doet zich een flagrante inconsistentie voor als de berekeningen en uitkomsten nauwkeurig worden onderzocht. Zie het originele boek van William Brian II dat als pdf-bestand kan worden gedownload.

Rekent u even mee?
Om te beginnen: het 70.000 kilometerpunt (als positie van het neutrale punt) en een Maanzwaartekracht van slechts 1/6 van die van planeet Aarde zijn absoluut onverenigbaar, zoals reeds in hoofdstuk 2 en 3 is uitgelegd. In Space Frontier, geschreven in 1971, gaf Wernher von Braun voor Apollo-8 de volgende snelheden op : “Op het neutrale punt vloog de capsule 3.540 km/u en toen hij bij de Maan aankwam was dat 9.175 km/u 1.”

Een van de vele raketlancereringen uit de jaren 1970; een nieuwe Saturnusraket staat klaar in afwachting van 'Countdown'..

In dezelfde verhandeling vertelde hij dat de Maanzwaartekracht het overnam van die van de Aarde op een punt dat op 62.600 kilometer van de Maan verwijderd was, waarna het ruimtevaartuig weer snelheid begon te krijgen. Als de berekeningen voor de snelheid vanaf het neutrale punt tot de Maan worden nagelopen, kan het ruimteschip de Maan alleen maar met een snelheid van minder dan 9.600 km/u hebben kunnen bereiken, als wordt uitgegaan van een zwaartekracht van 1/6 van die van de Aarde.

Als dat zo is, dan ligt het neutrale punt op een afstand van 38.600 kilometer van de Maan en niet op 62.600 kilometer. Daardoor zou het vaartuig voortdurend snelheid verliezen op de vlucht vanaf de Aarde tot het op het punt aankwam op ongeveer 38.600 kilometer van de Maan. Maar dat is niet wat blijkt uit de verklaringen van Von Braun. Het is van tweeën één: of de grotere afstand tot het neutrale punt is correct – i.c. 70.000 km – in combinatie met de hogere aannames voor de Maanzwaartekracht – i.c. 64% – , of de grotere afstand tot het neutrale punt is fout en er heerst een zwaartekracht op de Maan die 1/6 bedraagt van die van de Aarde. Waarom publiceerde Wernher von Braun deze tegenstrijdige informatie?

Informatie ter illustratie van de invloed van een hogere zwaartekracht op de naderingssnelheid.
1/6 Maanzwaartekracht geeft het ruimteschip een versnelling tot een snelheid van iets minder dan 9.660 km/u, terwijl een 64%-zwaartekracht een aanzienlijk grotere versnelling tot gevolg zal hebben. Hieruit blijkt dat de aanvangssnelheid neerkomt op de geclaimde snelheid van 3.540 km/u. Dat komt dan uit op een uiteindelijke snelheid van meer dan 16.000 km/u!
Het verschil tussen de vereiste snelheid op een afstand van 70.000 kilometer, en dus een hogere Maanzwaartekracht, en de geclaimde waarde van bijna 9.660 km/u is zomaar 6.340 km/u. Voordat we het zullen gaan hebben over de omloopsnelheid, geef ik hier een argument waaruit duidelijk naar voren komt dat de afstand tot het neutrale punt in de buurt moet liggen van de 64.000 kilometer.

Tijdens de vlucht van Apollo-8 bereikte het vaartuig na 55 uur en 39 minuten het zg. neutrale punt, waarvan men aannam dat het op een afstand van 62.600 kilometer lag en de snelheid bedroeg op dat moment 3.540 km/u. Na 68 uur en 57 minuten bereikte het de Maan terwijl de snelheid minder was dan 9.656 km/u. De afstand vanaf het neutrale punt tot de Maan werd dus in 13 uur en 18 minuten overbrugd. Maar als het neutrale punt werkelijk zou liggen op dat 38.630 kilometerpunt, zou de gemiddelde snelheid van het ruimteschip ongeveer 3.928 km/u zijn geweest en de overbrugging van die afstand had dan slechts 9 uur en 50 minuten in beslag genomen.

‘…vluchttijden en –afstanden voor het neutrale punt wijzen op een grotere zwaarte-kracht van de Maan. Toch houdt NASA vol dat de zwaartekracht 1/6 bedraagt van die van onze planeet…’

De reistijden die NASA opgeeft wijzen op een grotere afstand van het neutrale punt en dus een grotere Maanzwaartekracht. Een gedetailleerde analyse van de vluchttijden geeft aanvullende informatie over de hogere zwaartekracht van de Maan. Als de Maanzwaartekracht 1/6 deel zou bedragen van die van de Aarde, dan had Apollo-8 veel meer snelheid verloren toen het op het neutrale punt van 38.630 kilometer arriveerde. Op dat moment zou het weer een versnelling ondergaan die zou leiden tot een eindsnelheid van ongeveer 8.900 km/u bij de Maan. Als het op 62.600 kilometer van de Maan zou hebben gevlogen met een snelheid van 3.540 km/u, dan had de vlucht, uitgaande van de 1/6 zwaartekracht, al met al 16 uur en 44 minuten geduurd. En dat geeft een verschil van meer dan 3 uur ten opzichte van de door NASA opgegeven tijdsduur van 13 uur 18 minuten.

De enige manier om uit te komen op de kortere reistijd van NASA is door uit te gaan van een hogere gemiddelde snelheid en een hogere eindsnelheid. Als wordt uitgegaan van een zwaartekracht die 64% bedraagt van die van de Aarde, komt de berekende reistijd uit op 13 uur 47 minuten, hetgeen erg dicht in de buurt komt van de door NASA opgegeven tijdsduur van 13 uur 18 minuten. Uit deze analyse komt klip en klaar naar voren dat de door NASA verstrekte informatie zichzelf tegenspreekt. De vluchttijden en afstanden voor het neutrale punt wijzen op een grotere zwaartekracht van de Maan, en toch blijft NASA volhouden dat deze 1/6 is van de zwaartekracht van de Aarde.

Als de Maanzwaartekracht 1/6 zou bedragen van die van de Aarde, zou een satelliet of ruimtecapsule die rond de Maan cirkelt een zeer lage omloopsnelheid hebben. Dat komt omdat de omloopsnelheid de aantrekkingskracht als gevolg van de zwaartekracht neutraliseert. Hoe kleiner de aantrekkingskracht, des te kleiner moet ook de omloopsnelheid zijn om niet uit de baan te schieten. Met andere woorden, de neiging om naar beneden te vallen wordt verminderd en dus kan het vaartuig met een lagere omloopsnelheid volstaan. Bij een 1/6 zwaartekracht zou een op 110 kilometer hoogte rond de Maan draaiende satelliet slechts een snelheid hoeven hebben van nog geen 6.000 km/u. Bedraagt de zwaartekracht echter 64% van die van de Aarde, dan zou het ruimtevaartuig om niet te vallen op diezelfde hoogte een snelheid moeten hebben van 11.500 km/u, ofwel bijna tweemaal zo snel dan wordt beweerd.

In de Encyclopaedia Britannica staat dat Apollo-11 de Maan bereikte met een snelheid van 8.400 km/u en dat die moest worden teruggebracht tot 5.922 km/u om in een elliptische baan om de Maan te komen.2 Met een 64% zwaartekracht zou het ruimteschip met een dergelijk lage snelheid als een baksteen naar beneden zijn gevallen en op de Maan te pletter geslagen. Kortom:
‘…vluchttijden en –afstanden voor het neutrale punt wijzen op een grotere zwaartekracht van de Maan. Toch blijft NASA volhouden dat de zwaartekracht 1/6 bedraagt van die van onze planeet.

Het is evident dat in geval van een grotere zwaartekracht de remprocedure van de Apollo-capsules een snelheid van meer dan 16.000 km/u had moeten reduceren tot 11.500 km/u om in zijn baan te blijven. Deze omloopsnelheid impliceert dat een capsule iedere 60 minuten een rondje rond de Maan had moeten maken in plaats van iedere twee uur.

Kennis over de omloopperioden moet bekend geweest zijn bij NASA-personeel van het vluchtleidingscentrum omdat gedurende een bepaald percentage van iedere omloopbaan de communicatie met de ronddraaiende commandomodule (of CM) uitviel wanneer deze achter de Maan verdween. Naar verluidt duurde de communicatie black-out 50 minuten per 120 minuten durende omloop. Op een vlieghoogte van 110 kilometer en bij een zwaartekracht van 64% zou de black-out slechts 24 minuten hebben geduurd.

Opgelegd stilzwijgen
Als het bovenstaande het geval was, moeten er wel heel scherpe veiligheidsmaatregelen genomen zijn om deze informatie uit de openbaarheid te houden. Zolang de enige manier om de activiteiten van de astronauten in de gaten te houden via Mission Control liep, moet slechts een relatief kleine groep mensen zich bewust zijn geweest van deze situatie. De overgrote meerderheid van het NASA-personeel werd hierover in het ongewisse gelaten. Als dat het geval is geweest, dan zou de ruimte waarin Mission Control was gehuisvest het strengst beveiligde gebied zijn geweest en onderstaande informatie wijst dan ook in die richting.

John Noble Wilford deed verslag van de Apollo-missies voor de New York Times. In We Reach the Moon bespreekt hij het Apollo-programma tot in detail, samen met zijn ervaringen over het werken met NASA. De volgende informatie is uit zijn boek afkomstig3: “Met betrekking tot de brand die het leven kostte aan Grissom, Chaffee en White, vermeldde hij dat Houston – i.c. Mission Contro’ – in een telefoongesprek van hem met het NASA-hoofdkwartier het woord ‘gruwelijk’ gebruikte om de betreffende geluidsopnamen te beschrijven.”

Functionarissen van NASA wilden echter niet eerder dan op dinsdag 31 januari toegeven dat ze wisten van het bewijs van de bandopname, dat was de dag waarop Wilford daar verslag van deed in zijn krant. Dit voorval was typerend voor het gebrek aan openheid naar het publiek toe en het Amerikaanse Congres vond later dat NASA zich daaraan schuldig had gemaakt. In dat weekend van de brand, kregen journalisten bij herhaling te maken met vage en ontwijkende antwoorden op hun vragen, hetgeen hen deed herinneren aan het voorval met de Gemini-8.
Bij die gebeurtenis was de capsule onbestuurbaar geraakt en de opnamebanden van de communicatie tijdens die crisis werden achtergehouden omdat NASA geloofde dat de stemgeluiden van de astronauten mogelijk een verkeerde indruk zou hebben gegeven over hun gedrag. De banden werden later vrijgegeven en ervan uitgaande dat ze compleet waren, kon eruit worden opgemaakt dat de astronauten zich volledig beheerst hadden gedragen op het moment van hun dood. Journalisten begonnen toen al te zinspelen over de betekenis van de initialen van NASA: ‘Never A Straight Answer‘.

In The Voyages of Apollo: The Exploration of the Moon legt Richard Lewis uit wat de situatie was op Mission Control tijdens Apollo-12.4 Hieronder een verslag van zijn bevindingen.

Om middernacht was de glazen toeschouwersruimte achter de consoles van MC vol met Vips zoals directeur NASA Dr. Thomas Paine; zijn hulpje George M. Lowe; de astronauten Armstrong, Aldrin en Borman; C. Stark Draper, directeur van het Instrumentatielaboratorium van MIT (Massachussets Institute of Technology) waar de traagheidsnavigatie voor de Apollo was ontwikkeld en Wernher von Braun. Maar er was niet een lid van de nieuwsmedia aanwezig. Presentatoren en journalisten werden niet toegelaten tot MC sedert het beleid was bepaald tijdens het Mercury Project, vermoedelijk ter voorkoming van het ongewenst naar buiten brengen van feiten ingeval van een ramp. Dit duurde voort tot laat in het Apollo-programma toen eindelijk een vertegenwoordiger van de verzamelde pers toegang kreeg tot de toeschouwersruimte in het Johnson Space Center.”

In het licht van de tot nu toe gepresenteerde informatie lijkt het meer dan toevallig dat er dergelijke strenge veiligheidsmaatregelen werden genomen. Het moge duidelijk zijn dat het publiek nauwkeurig geselecteerde informatie te horen kreeg, waarvan een gedeelte waar was, maar het overgrote deel in elkaar gezet volgens het aloude concept van het verhaal van de 1/6 Maanzwaartekracht.

Brandstofeisen voor Maancapsules
Nu alle discrepanties tijdens de reis naar de Maan zijn uiteengezet, spitst de discussie zich toe op de baan rond de Maan. De volgende stap is nu om de verschillende benaderingen van een grote Maanzwaartekracht in verband te brengen met de brandstofvereisten van de Maanlander en de Maanvoertuigen. Ook nu weer gaat er een grote beerput open.

Saturnus-V-raket.

Om van het oppervlak van een planeet in de ruimte te kunnen ontsnappen en eromheen te gaan draaien moet een ruimtevoertuig met een zekere minimumsnelheid naar de beoogde hoogte van de omloopbaan worden getild. Hiervoor is energie nodig teneinde te ontkomen aan het zwaartekrachtveld en om de kinetische energie van het voertuig te verhogen. De Saturnus-V draagraket die de Apollo-11 capsule naar de Maan bracht, was 110 meter hoog woog  bijna 3.000.000 kilo.  Hij werd ontworpen om een lading van ongeveer 45.000 kilo naar de Maan te sturen met een snelheid van om en nabij 40.000 km/u.

De allereerste Saturnus-V draagraket bracht de 130.000 kilo wegende onbemande Apollo-4  in een 175 kilometer hoge baan om de Aarde. Er kan dus een veel zwaardere lading in een baan om de Aarde worden gebracht dan naar de Maan kan worden gestuurd vanwege de extra brandstof en snelheid die nodig is om aan de aantrekkingskracht van de Aarde te ontsnappen. Als het ladinggewicht wordt gedeeld op het totale gewicht van de raket, krijgt men de zogenaamde ladingverhouding, ook wel ‘ladingratio’ genoemd. Bij Apollo-4 was dat 3.000.000 : 130.000 ofwel 23 : 1. Dat betekent dat er een lanceergewicht nodig was van 23 keer het ladinggewicht om de lading in een baan om de Aarde te brengen, waarbij ongeveer 90% van het gewicht van de raket uit brandstof bestond.

Als de zwaartekracht van de Maan slechts 1/6 bedroeg van die van de Aarde, was er een veel kleinere ladingverhouding dan hierboven nodig geweest voor de Maanmodule om een zachte landing uit te voeren of bij vertrek aan de zwaartekracht van de Maan te ontsnappen. NASA beweerde dat de Maanlander (of LM voor Lunar Module) 15.000 kilo woog inclusief een volle brandstoftank. Dat was voldoende voor de heen- en terugreis, de landing en de lancering vanaf het Maanoppervlak. Op de foto staat de LM (Lunar Module) van Apollo-16 op de Maan. Omdat de geladen lanceermodule 4.800 kilo woog en het leeggewicht van de landingsmodule 2.050 kilo bedroeg, was het totale gewicht voor de zachte landing 6.850 kilo. Dientengevolge bedroeg de ladingverhouding 15.000 : 6.850 = 2,2 : 1. De volgeladen lanceermodule woog naar verluidt 4.800 kilo en leeg 2.175 kilo, hetgeen ook uitkomt op 2,2 : 1.

De opgegeven gewichten voor de volgeladen en lege LM komen overeen met de brandstofvereisten wanneer de Maan een zwaartekracht zou hebben van slechts 1/6 van die van de Aarde. Zelfs de afmetingen van de brandstoftanks zijn redelijk en dus komt het overeenkomstige volume van het ruimtevaartuig overeen met de eisen voor een lage zwaartekracht. Als het neutrale punt op een afstand van 38.600 kilometer vanaf de Maan zou liggen, dan zou een 1/6 zwaartekracht te verwachten zijn en in dat geval was er voldoende brandstof aan boord. De astronauten hadden met gemak kunnen landen en na voltooiing van de Maanmissie weer geheel volgens plan kunnen opstijgen.

Apollo-16, de Lunar Module

De afstand voor het neutrale punt van 70.000 kilometer en de implicaties hiervan op een grotere Maanzwaartekracht blijven echter bestaan. In het oorspronkelijk boek van Wiliam Brian worden de brandstofeisen van de Maanmodule (LM) berekend op basis van een zwaartekracht van tenminste 64% van die van de planeet Aarde. De uitkomst hiervan is dat de vereiste ladingverhouding voor het landen en opstijgen tenminste 7,2 ; 1 moet zijn. De baansnelheid die bereikt moet worden, hetzij door versnelling of afremmen, is ongeveer tweemaal zo groot als die welke onder een zwaartekracht van 1/6 vereist is. Hiervoor is wel ongeveer 4 keer zoveel brandstof nodig voor het remmen of voortstuwen.

De extra brandstofeisen onder een hogere Maanzwaartekracht worden verschrikkelijk hoog. Allereerst zou de lanceermodule 7,2 keer zo zwaar moeten zijn als het ledig gewicht, ofwel 15.700 kilo moeten wegen. Ten tweede zou de brandstof die nodig is voor een zachte landing van de volgeladen lanceermodule het totale gewicht van de LM doen toenemen tot ongeveer 113.500 kilo.
Aldus zou de LM bijna net zo groot worden als de Titan-2 draagraket die 150.000 kilo woog en een lengte had van 31 meter! De LM woog naar verluidt 15.000 kilo en dus zou in dat geval het gewicht en volume van de LM meer dan 7 keer zo groot moeten worden. De verbijsterend conclusie is dan ook als volgt: wanneer de mens werkelijk op de Maan landde onder de grote zwaartekracht, werd dat toch zeker niet uitgevoerd met behulp van gewone, normale raketten!

Even logisch nadenken..
De afstand tot het neutrale punt tussen Maan en Aarde dat op 70.000 kilometer van de Maan ligt, betekent dat de Maanzwaartekracht moet overeenkomen met 64% van de zwaartekracht van de Aarde. Een 64%-zwaartekracht verlangt op haar beurt echter een grote raket alleen al om aan die Maanzwaartekracht te kunnen ontsnappen voor de terugreis, laat staan een zachte landing voor de lanceerinrichting met daarop de LM in de allereerste plaats.

Het probleem wordt helemaal verbazingwekkend als de Maan een zwaartekracht heeft die gelijk is aan die van de Aarde. Later zal bewijs worden aangedragen dat dit tot de mogelijkheden kan behoren. Volgens Appendix E in het oorspronkelijke boek van William Brian, waarin de Maanzwaartekracht wordt gelijkgesteld met die van de Aarde, zou de ladingratio 18,2 ; 1 moeten bedragen!
Dat zou tot gevolg hebben dat er een stijgmodule nodig zou zijn met een gewicht van bijna 40.000 kilo. De landingsraket zou in dat geval het verbijsterende gewicht moeten hebben van 720.000 kilo – een kwart van het gewicht van de Saturnus draagraket!! Het lanceervoertuig voor de Saturnusraket had dan 64 keer zwaarder moeten zijn geweest – 4,6 miljoen kilo!! Dat is ongeveer 16 keer zo groot als het in werkelijkheid was.

Veel tekst en uitleg, weinig waarheid
Bovenstaande enigma´s roepen een paar opmerkelijke vragen op, we noemen er een paar:

– Waarom trokken de Russen zoals is gebleken, de stekker uit de ruimterace toen zij op het punt stonden om een mens op de Maan te zetten?

– Hoe konden de Amerikanen toch slagen terwijl raketten duidelijk niet zouden werken onder de grotere zwaartekrachtcondities?

– Wat was de militaire betrokkenheid in het ultrageheime onderzoek dat leidde tot de succesvolle landingen op de Maan?

Al dit soort vragen wordt in de volgende hoofdstukken beantwoord.

Totdat alle bewijzen zijn gepresenteerd is de zaak voor een reusachtige doofpotaffaire incompleet en veel vragen blijven onbeantwoord. Pas wanneer elk aspect van het Apollo-project nauwkeurig is onderzocht dient de informatie in dit boek met een open geest gelezen te worden. Per slot van rekening is het publiek al tijden lang de dupe geweest van zelfbenoemde vertrouwenspersonen, politici, militairen, wetenschappers en ondernemingen. Er werden en worden door hen steeds weer opnieuw allerlei overtuigende verhalen opgehangen, doch bitter weinig bewijs geleverd om alle boude beweringen te staven.

Als de Maan een grote zwaartekracht heeft, zouden astronauten niet in staat zijn hun werk te doen zoals men verwacht onder een zwaartekracht die slechts 1/6 deel is van die van Aarde. Zelfs de manier waarop zij op de beelden rondspringen zou niet in de buurt komen van de verwachtingen.

In hoofdstuk 5 zal nader worden ingegaan op de atletische eigenschappen van de astronauten zoals die werden verwacht onder die 1/6 zwaartekrachtcondities en daarna worden vergeleken met hoe de astronauten werkelijk bewogen op de Maan.

Voetnoten bij dit hoofdstuk:

1. Wernher von Braun, Space Frontier, (New York: Holt, Rinehart, and Winston, Inc., 1971), p. 215.

2. Encyclopaedia Britannica, 14th ed., 1973, s.v. “Space Exploration,” p. 1045.

3. John Noble Wilford, We Reach the Moon, (New York: W.W. Norton & Company, Inc., 1969), p. 122.

4. Richard Lewis, The Voyages of Apollo, (New York: The New York Times Book Co., 1974), p. 104.

x

* * * * * * *
x

Volgende week: de hoofdstukken 5 en 6 van ‘Moongate’.

 

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.