“Niet de kwaliteit van verslaglegging is de maat,
maar hoeveel de journalist verdient
met zijn of haar artikel..!”
*
*

13 DECEMBER 2025
*
Rechtbankjournalisten al een half jaar
geweerd uit gerechtshoven..!
Ido Dijkstra schrijft hier in het kort
zijn praktische ervaringen
met de ‘nieuwe richtlijn’ inzake
de aanwezigheid van journalisten in rechtbanken.
“Regels zijn regels”.. “Jij mag in de rechtszaal niet je laptop gebruiken”, meldde de persbode mij op 4 december bij de pro-formazitting van de Barracuda-rechtszaak waarin advocaat Arno van Kessel een hoofdrol speelt. Ik ben sinds 2005 afgestudeerd journalist en werkzaam in het vak, in het bezit van een perskaart van de VVJ (Vereniging van Vrije Journalisten) en de laatste jaren af en toe te vinden in de Leeuwarder rechtbank om verslag te doen. Ik was netjes aangemeld voor de zitting.
Vorige maand was ik als reporter nog bij de zaak Jan Roos en drie maanden geleden was ik ook als pers aanwezig bij de eerste Barracuda pro-formazitting. Bij de Rechtbank Leeuwarden weten ze dus wie ik ben. Tot vorige week kon ik daar ook ongehinderd mijn werk doen. Deze keer kwam de persbode voor de zitting speciaal naar mij toegelopen met de mededeling dat ik mijn laptop niet mocht gebruiken..!
Ik zei tegen hem dat de Rechtbank Leeuwarden daarmee Artikel 7 van de grondwet overtrad. Daarin staat dat niemand vooraf toestemming hoeft te vragen om via drukpers (kranten, tijdschriften) meningen of gevoelens te publiceren én dat dit zonder voorafgaande censuur (definitie: het onderdrukken of verbieden van informatie, communicatie of meningsuitingen door een autoriteit) moet kunnen. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in het verleden ook meerdere keren geoordeeld dat het weigeren van accreditatie of toegang voor journalisten kan neerkomen op een schending van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is, tenzij er een legitieme en proportionele reden is, bijvoorbeeld veiligheid of ordehandhaving.
Artikel 14 van het EVRM verbiedt ongelijke behandeling van onder anderen journalisten. Ik zag aan de mimiek van de bode dat hij wist dat ik gelijk had. Toch zei hij: “Sorry, regels zijn regels”. En dus nam ik, met een kladblokje en pen op mijn schoot, plaats achter vijf verslaggevers die wel een NVJ-kaart hadden en aan de perstafel meetikten. Er was nog een journalistentafel vrij; ‘Daar had ik moeten zitten’, dacht ik nog.
Ik heb als een malle meegeschreven met de verdachten, advocaten, officier van justitie en de rechter, om vervolgens in de schorsingsen plaspauzes van de zitting in de aula op een bankje mijn eigen snelhandschrift over te tikken op de laptop. Tijdens de zitting kwamen hele interessante visies voorbij — bijvoorbeeld van Arno van Kessel en advocaat Bart Canoy over de vervaging van ideologie en gedrag door de autoriteiten. Deze teksten moet ik nu opvragen bij de advocaten, of maar laten gaan. Ik durf daarmee te stellen dat ik door de Rechtbank Leeuwarden ernstig belemmerd ben in het uitvoeren van mijn werk als journalist.
Noot: Ik ben bewust geen lid van de NVJ, omdat ik vind dat die vereniging inhoudelijk te vaak niet de juiste koers vaart en me te weinig heeft te bieden voor de € 30,- lidmaatschapskosten per maand.
* * *

“De rechtbanken en de gerechtshoven,
de Centrale Raad van Beroep
en het College van Beroep voor het bedrijfsleven,
willen de pers zoveel mogelijk behulpzaam zijn
bij het uitvoeren van hun werk”,
De Rechtspraak in het document ‘Persrichtlijn 2025’
waarin een ‘gewijzigd accreditatiebeleid’ is opgenomen.

Het lijkt een propagandapraatje van beide colleges. Want ‘vrije journalisten’ zoals Rico Brouwer van Potkaars, Djamila le Pair van ‘Pinch of Soot’ en de Vereniging van Vrije Journalisten — waarbij ook journalisten van bijvoorbeeld ‘De Andere Krant’ zijn aangesloten — zien dat de vermeende doelstelling van de Rechtspraak om de pers “zoveel mogelijk behulpzaam te zijn met het uitvoeren van het werk” totaal niet strookt met de realiteit. Het omgekeerde lijkt het geval, want het nieuwe accreditatiebeleid sluit hen namelijk buiten..!!
Le Pair — bekend van haar werk rond Julian Assange en advocaat Reiner Fuellmich — is een aantal jaar geleden de journalistiek ingegaan, met als missie goed vast te leggen wat er in de rechtbanken gebeurt. Le Pair kan sinds deze zomer haar werk in Nederland niet meer goed doen, omdat zij als journalist niet kan voldoen aan de inkomenseisen voor een NVJ-perskaart: alleen reporters die 75 procent van het minimumloon bij elkaar verdienen met hun publicaties, of een dienstverband van ten minste 16 uren per week als journalist kunnen overleggen, komen in aanmerking voor deze perskaart.
“Slechts weinig onafhankelijke mediakanalen kunnen journalisten een vast arbeidscontract geven. Driekwart van het minimumloon verdienen met verslaglegging, lukt slechts een kleine groep in de vrije onafhankelijke media”, vertelt Le Pair, die haar werk grotendeels publiceert op haar website ‘Pinch of Soot’ en op YouTube. En af en toe voor DeAndereKrant bijdrages levert.
“Dat betekent dus dat de nieuwe Persrichtlijn discrimineert op basis van inkomen. Wie niet genoeg verdient, telt voor de gerechten en het ministerie van Justitie en Veiligheid niet langer als journalist”, aldus LePair, die wel een VVJ-perskaart heeft, maar die wordt niet erkend door de Rechtspraak.
Rico Brouwer van Potkaars, eveneens eisende partij, kan ook al enige maanden geen verslag meer doen vanuit de rechtszalen. Sinds 1 juni 2025 worden zijn persverzoeken niet eens meer in behandeling genomen, Hij zegt hierover:
“Ik ben in 2020 begonnen met verslaggeving uit rechtszalen, omdat ik voor die tijd al zag aankomen dat de overheid de rechtspraak zou gaan inzetten tegen klokkenluiders. Ik wilde dat als journalist vastleggen en eis dat ik dat recht weer mag gaan genieten. Ik word gewoonweg niet meer erkend als journalist.”
Dat zou volgens Rico Brouwer — en ook de overheid zelf — niet moeten kunnen. Want journalistiek geldt in Nederland al sinds de Tweede Wereldoorlog als een vrij beroep, wat betekent dat er geen wettelijk beschermde titel of verplichte beroepsregistratie bestaat, zoals bij artsen of advocaten. In principe mag iedereen zich dus journalist noemen. “Journalisten spelen een belangrijke rol als onafhankelijke bron van informatie en als waakhond. Zij moeten hun werk onafhankelijk en in vrijheid kunnen uitoefenen”, staat niet voor niets op de site van de Rijksoverheid.
Advocaat Meike Terhorst is samen met confrère Willem de Boer namens de Vereniging van Vrije Journalisten (VVJ), Brouwer en LePair een bodemprocedure gestart. Een bodemprocedure laat doorgaans lang op zich wachten, daarom heeft ze ook een zogenoemde provisionele vordering met spoedeisend karakter aangevraagd, om het mogelijk te maken voor de vrije journalisten voorlopig te werken volgens de oude Persrichtlijn 2013 — die nooit noemenswaardige problemen met journalisten heeft opgeleverd. Zij ervaart dat de Rechtspraak er alles aan doet om dit te voorkomen:
“De rolrechter liet op 20 oktober in het kader van de bodemprocedure weten geen provisionele vordering met spoedeisend karakter te kunnen inplannen in Den Haag, omdat zij deze procedure niet zouden kennen. Dat is vreemd, aangezien Artikel 223 van het Nederlandse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vermeldt: ‘Tijdens een aanhangig geding kan iedere partij vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding.’ De Rechtbank Den Haag voert dus keihard de wet dus niet uit!! Dat heet met een mooi woord: rechtsweigering.”
De eisers zijn daarna een kort geding gestart bij een rechtbank die niet betrokken is geweest bij de totstandkoming van de persrichtlijn, maar ook dit werd gefrustreerd door de rechtbank in Den Haag. Zo is de situatie ontstaan dat vrije journalisten sinds medio 2025 worden buitengesloten uit de rechtszalen, hetgeen
Volgens Terhorst neerkomt op:
“Inkomensdiscriminatie, het verplichten van een lidmaatschap van een vereniging, overtreding van de Grondwet en het EVRM. Binnen het rechtssysteem en bij goede journalistiek gaat het om waarheidsvinding, door gedegen onderzoek te doen en bronnen te raadplegen.
Op grond van de nieuwe Persrichtlijn is niet de kwaliteit van de verslaglegging of het aantal gebruikers van de informatie de maat, maar hoe veel de journalist verdient met zijn of haar artikelen, waarbij bij een dienstverband een eis geldt van minimaal 16 uren per week. De eisen voor de NVJ-perskaart zijn discriminerend, want slechts leden van de NVJ kunnen een perskaart krijgen”.
