x
x
Het ‘VRIL-gesellschaft: ‘Niet al het goede komt van boven’..!
2015 © Monika Schenk / deze versie WantToKnow.nl/.be
x
Het ‘VRIL-genootschap’ is een van de meest interessante geheime genootschappen, dat ooit bestond. En daarom MOET het gewoon genoemd worden. Over dit VRIL-genootschap is er in Duitsland niet een enkel boek (meer) te vinden, en ook al het andere materiaal dat hierop betrekking heeft, werd door de geallieerden succesvol verwijderd. En toch, zo te zien, is niet alle materiaal verdwenen. En het geeft me een bijzonder genoegen dit onderwerp hier te onthullen, omdat u zo meteen met eigen ogen zult vaststellen, welke ‘niet-Duitse’ machtcirkels er in geïnteresseerd zijn, dit hele ‘gebeuren’ uit de openbaarheid te houden…
Het was Karl Haushofer die in 1919 een tweede orde stichtte, de ‘Brüder des Lichtes’ (Broeders van het licht); een orde die later in ‘VRIL-Gesellschaft’ werd omgedoopt. In dit genootschap verenigden zich ook de in 1917 uit de ‘Germanen-orde’ voortgekomen, de DHVSS, een nieuwe orde van de Tempeliers, ‘Die Herren vom Schwarzen Stein’ (De heren van de zwarte steen) en de ‘Schwarzen Ritter” (Zwarte ridders) van de Thule- en SS-elite ‘Schwarze Sonne’.
Om een vergelijking met het Thule-genootschap te maken, zou men het verschil als volgt kunnen beschrijven. Daar waar het Thule-genootschap zich met de materiële en politieke dingen bezig hield, was het Vril-genootschap wezenlijk georiënteerd in het spirituele, het Hiernamaals. Maar er bleven toch talrijke aanknopingspunten tussen Vril- en Thule-genootschap, die hen bond, zoals onderwerpen al Atlantis, Thule, het ‘Insel der Seligen’ (Eiland van de zaligen), het Gilgamesch-epos en de oer-verbinding tussen Germanië en Mesopotamië. Maar ook waren sagen als de oude heiligdommen (bijv. de Externstenen in het Teutoburgerwoud of de Hausberg von Stronegg in Oostenrijk) onderwerpen van gemeenschappelijk onderzoek.
In december 1919 kwam een groep mensen van de Thule, DHVSS en Vril in een gehuurd boshuis in de buurt van Ramsau bij Berchtesgaden bij elkaar. Onder hen was naast het medium Maria Orsitsch, ook een medium dat alleen onder de naam ‘Sigrun’ bekend is. Maria had op mediale wijze ‘informatie’ in een tempelier-geheimschrift doorgekregen – een voor haar volledig onbekende taal – met technische aanwijzingen voor de bouw van een vliegmachine.
Deze telepathische boodschappen kwamen na verklaring van de Vril-geschriften, van het zonnesysteem Aldebaran, dat 68 lichtjaren van ons is verwijderd en in het sterrenbeeld Stier staat. Op dit punt plaats ik een korte samenvatting van de boodschappen, die de Vril-telepathen door de jaren heen doorkregen en de basis vormden van alle verdere acties van de Vril-genootschap:
‘Het zonnesysteem Aldebaran is dus dienovereenkomstig 68 lichtjaren van de aarde gelegen en diens zon zou door twee bewoonde planeten worden omringd, die het rijk ‘Sumeran’ vormen. De mensheid van dit zonnesysteem Aldebaran, zouden zich hebben verdeeld in een herenvolk van ‘licht godmensen’ (ariërs) en verschillende andere menselijke rassen, die zich door negatieve mutaties van deze ‘godmensen’ als gevolg van de klimatologische veranderingen op de verschillende planeten, zouden hebben ontwikkeld.
Deze kleurrijke mutant-rassen zouden een geringere geestelijke ontwikkeling hebben gehad. Hoe meer rassenvermenging er ontstond, des te meer zou ook de geestelijke ontwikkeling van deze volkeren zijn gedaald. Dat betekende, toen de zon Aldebaran begon te expanderen, de rassen niet meer in staat waren de ruimtevaarttechnologie van hun voorouders te behouden en op eigen houtje de planeten te verlaten. Mitsdien werden de lagere rassen, van de herenras volledig afhankelijk, met ruimteschepen geëvacueerd en naar andere bewoonbare planeten gebracht.
Ondanks deze rasverschillen zouden de verschillende rassen echter absoluut elkaar hebben gerespecteerd en niet in de levensruimte van de ander hebben ingegrepen, noch de zogenaamde godmensen bij de andere rassen, noch andersom. Iedereen respecteerde gewoon, dat de anderen hun eigen ontwikkeling doormaakten (in tegenstelling van de aarde).
Het herenras van de ‘licht-godmensen’ zou ongeveer 500 miljoen jaar geleden begonnen zijn, andere soortgelijke planeten als de aarde te koloniseren, nadat de expansie van de zon Aldebaran en de daaruit resulterende hitte de planeten onbewoonbaar had gemaakt. Er wordt gezegd, dat ze in ons zonnesysteem eerst de planeet Mallona (ook Maldek, Marduk of door de Russen Phaeton (Faëton) genoemd) koloniseerden, die toen in plaats van de huidige planetoïden tussen Mars en Jupiter zou hebben bestaan.
Daarna Mars, waarvan diens hoogontwikkelde bewoners, de grote piramidesteden en het bekende marsgezicht getuigen, die in 1976 door de marssonde Viking opgenomen zijn. En men nam aan, dat de herenmensen van Sumeran-Aldebaran ook rond deze tijd voor de eerste keer op de aarde kwamen, waarnaar rond 500 miljoen jaar oude versteende sporen van schoenen verwijzen, met een door een hak platgetrapte, net zo versteende trilobiten, een toen op de aarde levende en 400 miljoen jaar geleden uitgestorven oer-kreeft.
De Vril-mensen waren van mening dat het ras van de Aldebaraner, dus later, toen de aarde langzaam bewoonbaar werd, in Mesopotamië geland zou zijn en de heerserskaste van de Soemeriërs gevormd hebben, die als heldere, witte godmensen werden aangeduid. Verder kwamen de Vril-telepathen tot het inzicht, dat het Soemerisch niet alleen met de taal van de Aldebaraner identiek is, maar ook, dat het Aldebaranisch-Soemerisch net als een onbegrijpelijk Duits/Nederlands klinkt en ook de taalfrequentie van beide talen bijna gelijk is..

De ‘Hiernamaalsvliegmachine’.
Of deze verklaringen over Aldebaran een feit zijn, valt nog te bezien. De bouwplannen en technische gegevens welke de Vril-telepathen ontvingen – waar deze ook vandaan kwamen – waren echter zo precies dat ze tot een van de meest fantastische ideeën leidden die waarschijnlijk ooit door mensen werden bedacht: naar de bouw van de ‘hiernamaalsvliegmachine’. Er ontwikkelde zich het concept van een ‘andere wetenschap’, of zoals we tegenwoordig zeggen ‘alternatieve energievormen’.
Maar het duurde meer dan drie jaar voordat het project werd aangepakt. In deze vroege fase van de ‘andere techniek’ of ‘andere wetenschap’ hield Dr. W.O. Schumann, lid van het Thule- en Vril-genootschap, een voordracht aan de Technische Universiteit te München, waaruit de volgende zinsneden komen (bron: Reichsdeutsches SSGeheimarchiv):
“Wij kennen in alles en iedereen twee principes, welke de dingen van het gebeurde bepalen – licht en duisternis, goed en kwaad, scheppen en vernietigen – net zoals wij bij de elektriciteit plus en min kennen. Het is steeds: of…..of!”
“Deze beide principes – concreet te karakteriseren als het scheppende en het vernietigende – bepalen ook onze technische middelen….”
“Al het vernietigende is van satanische oorsprong – al het opbouwende van goddelijke afkomst… Iedere techniek die is gebaseerd op het principe van explosie of ook op verbranding, kan daarom als een satanische techniek aangeduid worden. Het in opkomst zijnde nieuwe tijdperk zal een tijdperk van nieuwe, positieve, goddelijke techniek worden!.”
Viktor Schauberger
Tegelijkertijd werkte de wetenschapper Viktor Schauberger aan een soortgelijk project. Johannes Kepler, diens leer Schauberger gebruikte, was in het bezit van de geheime leer van de Pythagoreër, wier kennis over de Tempeliers geheim gehouden en overgenomen werd. Het was de kennis om de ‘implosie’ (implosie in dit geval = de utilisatie (aanwending) van het potentieel van de binnenwerelden, die bestaan in de buitenwereld). Hitler wist, net als de Thule- en Vril-mensen, dat het goddelijke principe altijd opbouwend, d.w.z. constructief is.
Een technologie die daarentegen op explosie berust en daarom destructief is, en is dus tegen het goddelijke principe. Op basis hiervan wilde men een technologie scheppen die op de implosie berustte. Schaubergers leer van de trilling (principe van de serie van de boventoon= mono-chord) sluit aan bij de kennis van de implosie. Vereenvoudigd zou men kunnen zeggen: Implosie in plaats van explosie! Aan de hand van de energiebanen van het monochoord en de implosietechniek, komt men in het bereik van de anti-materie en daarmee naar de oplossing van het mysterie van de zwaartekracht. Dat was de denkwijze.
In de zomer van het jaar 1922 werd aan het eerste schotelvormige vliegschip gebouwd, wiens aandrijving op deze implosie-techniek berustte, de ‘hiernamaalsvliegmachine’ dus. Deze bestond uit een schijf met een diameter van 8 meter, met daarboven een parallel gedeponeerde schijf van 6,5 meter diameter, en daaronder nog een schijf van 7 meter diameter. Deze drie schijven werden in het midden van een 1,80 m afgemeten gat doorbroken, in dat het 2,40 m hoge aandrijvingsaggregaat gemonteerd was. Beneden liep het midden-lichaam in een conische (kegelvormige)punt af en vanaf daar zorgde een, tot de kelderverdieping reikende, pendel (slinger) voor de stabilisering van het apparaat. In geactiveerde staat draaiden zich de onderste en de bovenste schijven in tegenover gestelde richting, om eerst een elektromagnetisch rotatieveld op te bouwen..
Welke prestaties deze eerste vliegschijf leverde, is niet bekend. Er werd, hoe dan ook, twee jaar lang ermee geëxperimenteerd, voordat de schijf weer gedemonteerd en vermoedelijk bij de Augsburger Messerschmidt-fabrieken werd opgeslagen. Financiële steun voor dit project duikt onder de code ‘JFM’ in de boekhoudingen van meerdere Duitse industriële ondernemingen op. Met zekerheid was de ‘hiernamaalsmachine’ de voorloper van de Vril-motor, die echter formeel als ‘Schumann SM-Levitator’ wordt vermeld.
In principe moet deze ‘hiernamaalsvliegmachine’ in haar onmiddelbare omgeving en direct om zich heen, een extreem sterk veld produceren, dat de ruimtesector, omgeven van het sterke veld, samen met de machine en hun gebruikers, een van de wereldse kosmos volkomen onafhankelijke microkosmos liet ontstaan..! En Dit veld zou bij een maximale veldsterkte van al zijn omgevende wereldse universele krachten en invloeden – zoals gravitatie, elektromagnetisme en straling, evenals materie ongeacht van welke aard – volledig onafhankelijk zijn, en zou binnen ieder gravitatie -en ander veld willekeurig kunnen bewegen, zonder dat er een soort van versnellingskrachten werkzaam of merkbaar zouden zijn.
In juni 1934 werd Viktor Schauberger door Hitler en de hoogste vertegenwoordigers van de Vril- en Thule-genootschappen uitgenodigd en werkten ze vanaf die tijd met hen samen. Het geboorte-uur van de eerste, zogenaamde Duitse ufo, werd uiteindelijk, na deze eerste mislukking, juni 1934. Onder de leiding van Dr. W.O. Schumann ontstond het eerste Experimental-Rundflugzeug (experimenteel-rondvliegtuig), het ‘RFZ 1’, op het terrein van de Duitse vliegtuigfabriek Arado in Brandenburg.
Tijdens zijn eerste en ook tegelijkertijd laatste vlucht, steeg het vertikaal op een hoogte van ca. 60 m, maar begon dan minutenlang in de lucht te tuimelen en te dansen. Het ter besturing bevestigde roervlak ‘Arado 196’, bleek volledig ineffectief. Met grote moeite lukte het de piloot Lothar Waiz, het RFZ 1 weer op de grond te krijgen, eruit te springen en weg te lopen, voordat het begon zich net als een draaitol te gedragen, dan kantelde en regelrecht verscheurde. Dat was het eind van het RFZ 1, maar het begin van de Vril-vliegtoestellen..

Vóór eind 1934 was het RFZ 2 klaar. Het had een Vril aandrijving en een ´magneet-impuls-besturing‘, een diameter van 5 meter en deze vliegeigenschappen: optische vervaging van de contouren met een toenemende snelheid en het voor een ufo typische kleurige blinken. Afhankelijk van het aandrijvingniveau rood, oranje, geel, groen, wit, blauw of paars. Het werkte dus – en in 1941 stond er nog een opmerkelijke bestemming op het RFZ 2 te wachten. Toen de Duitse standaardjagers ME 109 voor trans-Atlantische verkenningsvluchten als niet geschikt werden verklaard vanwege weinig reikwijdte, werd tijdens de oorlogsfase, de ‘luchtslag om Engeland’, het RFZ 2 als verkenningstoestel (Fernaufklärer) in gebruik genomen.
Einde 1941 werd het toestel boven de zuidelijke Atlantische Zee gefotografeerd toen het op weg naar de hulpkruiser Atlantis in Antarctische wateren was. De reden hoezo het niet mogelijk was het als jachtvliegtuig in te zetten, was, dat het RFZ 2 wegens zijner impulsbesturing alleen richtingsveranderingen van 90’, 45’ en 22,4’graden kon uitoefenen. Ongelofelijk zullen sommigen denken – maar precies deze rechthoekige vliegveranderingen zijn dat voor zogenaamde ufo’s, absoluut typische vlieggedrag. Na het succes van het kleine RFZ 2 als verkenningstoestel (Fernaufklärer) kreeg het Vril-genootschap een eigen proefterrein in Brandenburg. Eind 1942 vloog de licht bewapende vliegschijf ‘VRIL-1-jager’.
Het was 11,5 m diameter, eenpersoons, had een ‘Schumann-Levitator-aandrijving’ en een ‘magneetveld-impulsor-besturing’. Het haalde een snelheid van 2.900 tot zelfs 12.000 km/h, kon bij volle snelheid vliegveranderingen in een rechter hoek uitvoeren, zonder dat de piloten er last van hadden. Het was onafhankelijk van het weer en had een ruimtevaardigheid van 100%. Van de Vril werden er 17 stuks gebouwd en er waren ook meerdere tweepersoons, met een glazen koepel uitgerust.
Het project V7
Ook tegelijkertijd ontstond een eigen project, V-7. Onder deze naam werden meerdere vliegschijven gebouwd echter met conventionele straalaandrijvingen. Op de basisprincipes van Andreas Epp ontstond het RFZ 7, een combinatie van een leviterende vliegschijf met straalaandrijving. Aan deze werkten de researchgroepen Schriever-Habermohl en Miethe-Belluzo. Het RFZ 7 had een diameter van 42 m, echter brak het tijdens een landing in Spitzbergen neer. Later werd echter een nagebouwde RFZ 7 buiten Praag gefotografeerd. Na verklaringen van Andreas Epp zouden deze met nucleaire kernkoppen worden uitgerust en New York bombarderen.
In juli 1941 bouwden Schriever en Habermohl een verticaal startend rondvliegtuig met straalaandrijving, wat echter zware tekorten had. Men ontwikkelde echter nog een andere ‘electrogravitatie-Flugkreisel’ met ‘tachyonenaandrijving’ die succesvoller was. Hierop volgde het RFZ 7T, door Schriever, Habermohl en Belluzo gebouwd en ook vol functioneel. De V-7 vliegschijven waren echter, vergeleken met de Vril- en Haunebu-schijven, meer als een soort speelgoed te beschouwen.
Binnen de SS was er een groep die zich met de winning van alternatieve energie bezig hield, de SS-E-IV = Entwicklungsstelle (ontwikkelingsbureau van) der Schwarzen Sonne , dien belangrijkste zorg het was, Duitsland van buitenlands ruwe olie onafhankelijk te maken. De SS-E-IV ontwikkelde uit de bestaande Vril-aandrijvingen en de tachyonenconverter van captain Hans Coler, de ‘Thule-aandrijving’ die later de naam Thule-Tachyonator kreeg.
In augustus 1939 startte het eerste RFZ 5. Het was een gematigd bewapende Flugkreisel met de aparte naam ‘Haunebu 1’. Het had een bezetting van 8 man, een diameter van 35 meter, haalde in het begin een snelheid van 4,800 km/h en later een tot 17.000 km/h. Het was met twee 6 cm KSK (Kraftstrahlkanonen=krachtstraalkanonnen) in draaitorens en vier MK 106 uitgerust en had een ruimtevaardigheid (Weltraumfähigkeit) van 60%. En eind 1942 was ook de ‘Haunebu II’ klaar. De diameter varieerde van 26 tot 32 m en in de hoogte tussen de 9 en 11 m. Het voertuig had een bezetting van tussen de 9 en 20 personen en werd met een Thule-Tachyonator aangedreven en bereikte in aardsnelheid een snelheid van 6.000 km/h. Het was ruimtevaardig en had een reikwijdte van maar liefst 55 vlieguren..!
Er waren in deze tijd al plannen voor een Vril-7 groot-(wide body) ruimteschip met een diameter van maar liefst 120 m, zodat het hele bemanningen kon transporteren. Korte tijd later was het ‘Haunebu III’, het absolute pronkstuk aller schijven, voltooid. Met 71 m diameter werd gevlogen en ook gefilmd. Het kon een bezetting van 32 man transporteren, had een reikwijdte van meer dan 8 weken vliegduur en haalde een snelheid van minstens 7.000 km/h (volgens documenten uit het SS-geheime archief tot wel 40.000 km/h).
De CIA in beeld..
Virgil Armstrong, toenmalig CIA-lid en en ex-Green Baret, beschrijft Duitse vliegtoestellen tijdens de tweede wereldoorlog, die verticaal landen en starten en rechte hoeken konden vliegen. Ze werden tot wel 3.000 km/h snelheid gemeten en hadden een laserwapen als geschut (vermoedelijk de zogenaamde KSK Kraftstrahlkanone), die 4 inch (10,16 cm) dikke bepantsering kon doorbreken. Professor J.J.Hurtak, sociaalwetenschapper , linguïst, ufoloog en auteur van ‘The keys of Enoch’ beschrijft, dat de Duitsers bezig waren om iets te bouwen, dat de geallieerden ‘wonderwapensysteem’ noemden. Hurtak kreeg protocollen in handen die twee dingen beschreven:
- De opbouw van de ruimtestad ‘Peenemünde’ en
- Het overbrengen van de beste technici en wetenschappers uit Duitsland
Genoemd was ook het nauwkeurige onderzoek van de zogenoemde ‘Foo-fighters’ (Feuerkugel, vuurbol). De bouw en gebruik van zulke vliegobjecten was bij de CIA en ook bij de Britse geheime dienst om 1942 al bekend, werd echter niet goed ingeschat. Foo-fighter was eigenlijk de naam van de geallieerden voor alle blinkende Duitse vliegtoestellen.
In bijzonder waren het waarschijnlijk twee uitvindingen die onder de term Foo-fighters vielen: ‘ Die Fliegende Schildkröte’ (vliegende schildpad) en de Seifenblase (zeepbel), twee volledig verschillende dingen, die echter door de geallieerden als bij elkaar horend geteld werden. De Fliegende Schildkröte werd van de SS-E-IV in Wiener Neustadt ontwikkeld. De buitenkant herinnerde aan de vorm van een schildpad.
Het waren onbemande vliegsondes die storingen bij de elektrische contactinstallaties (Zündanlagen) van de vijandelijke strijdkrachten moesten veroorzaken. Ze hadden verder ontwikkelde klystron-buizen ingebouwd die door de SS ‘Todesstrahlen’ (dodelijke stralen) werden genoemd. De werkzame contactuitschakeling (Zündabschaltung) werkte in het begin nog niet zo perfect. Later waren er verdere ontwikkelingen van deze techniek en de ufo-deskundige zal kunnen bevestigen dat de contactuitschakeling, het uitvallen van elektrische installaties, een van de typische kenmerken tijdens het opduiken van ufo’s is.
Wendell C. Stevens, US-Air-Force piloot tijdens de tweede wereldoorlog, omschrijft de Foo-fighters als soms grijsgroen of roodoranje, die tot 5 meter dicht bij de vliegtuigen kwamen en dan daar bleven. Ze lieten zich noch afschudden noch afschieten en dwongen vliegescadrilles gedeeltelijk om te draaien of te landen.Een heel ander verhaal waren de vaak als Foo-fighters aangeduide Seifenblasen (zeepbellen). Het waren simpele ballonen in die zich dunne metalen spiralen bevonden om de vijandelijke vliegtuigradars te verstoren. Het succes van dit idee was klein geweest, afgezien van de psychologische werking dan.
Begin 1943 plande men ook een sigaarvormig moederschip, dat in de Zeppelin (scheeps)werven gebouwd zou worden, het zogenaamde ‘Andromeda-Gerät’ (toestel), 138 meter lang. In dat toestel zouden meerdere schotelvormige vliegschepen voor (interstellaire) langdurige vluchten worden getransporteerd.
1943, het keerpunt..?
Rond kerst 1943 was er een belangrijke ontmoeting van de Vril-genootschap in Kolberg/Noordzee. Hierbij aanwezig waren ook de mediums Maria en Sigrun. Hoofdthema van deze bijeenkomst was het ‘Aldebaran-Unternehmen’ (onderneming). De vrouwen hadden exacte informatie over de bewoonde planeten in het zonnestelsel Aldebaran doorgekregen en men begon een reis ernaartoe uit te werken. Op 2 januari 1944 vond een bespreking plaats tussen Hitler, Himmler, Künkel en Dr. Schumann allemaal leden van de Vril-genootschap, over het Vril-project.
Men wilde met het Vril-7-groot-ruimteschip, door een van lichtsnelheid onafhankelijke dimensiekanaal, naar Aldebaran doordringen. Volgens Ratthofers verklaring zou in de winter van 1944 de eerste dimensiekanaal-testvlucht hebben plaatsgevonden. Deze zou blijkbaar bijna tot een ramp hebben geleid, want op foto’s is de Vril-7 na deze vlucht te zien, alsof ‘het toestel 100 jaar onderweg was geweest’. De buitenste laag leek sterk verouderd en was op meerdere plekken beschadigd.
Op 14 februari 1944 werd de onder het project V-7, door Schriever en Habermohl geconstrueerde supersonische helikopter, die met 12 turboaggregaten BMW028 uitgerust was, door de testpiloot Joachim Roehlike in Peenemünde gevlogen. De verticale klim(stijg)snelheid was 800 m per minuut, en haalde een hoogte van 24.200 meter en in een horizontale vlucht een snelheid van 2.200 km/h. Deze kon ook met onconventionele energie worden aangedreven. De helikopter werd niet meer in gebruik genomen omdat Peenemünde 1944 gebombardeerd werd en ook de verhuizing naar Praag niets meer uithaalde. Want voordat de vliegschijven klaar voor gebruik waren, hadden de Amerikanen en Russen Praag al bezet.
De Britten en Amerikanen ontdekten tijdens de bezetting van Duitsland, begin 1945, in de geheime SS fotoarchieven, onder andere ook foto’s van de Haunebu II en Vril I typen, en ook van het Andromeda-toestel. Het laatste besluit van president Truman in maart 1946 leidde ertoe, dat het escadrilles oorlogscomité van de VS de toestemming gaf om Duits materiaal over de experimenten van de hoogtechnologie te verzamelen. Onder de operatie ‘Paperclip’ werden in het geheim opererende Duitse wetenschappers particulier naar de VS gebracht. Zoals Viktor Schauberger en Wernher von Braun.
Samenvattend.
Het eerste project werd door de aan de TU München werkzame Prof. Dr. Ing. W.O. Schumann geleid. Onder zijn leiding werden tot begin 1945 blijkbaar 17 in de vorm van een discus en 11,5 meter diameter grote ruimtevliegschijven gebouwd, die in geheel 84 testvluchten uitvoerden, de zogenaamde ‘Vril-1-jagers’. Minstens één Vril-7 en één Vril-7 groot-ruimteschip met de naam ‘Odin’, dat in april 1945 met een deel van de Vril-wetenschappers en Vril-logeleden vanuit Brandenburg, na de ontploffing van het hele proefterrein, naar Aldebaran gestart zou zijn.
Het tweede project stond onder de leiding van het ontwikkelingsbureau IV van de SS, die tot begin 1945 drie verschillend grote klokvormige Raumflugkreisel-typen liet bouwen:
Het Haunebu 1,25 m diameter, van wie twee exemplaren werden gebouwd en in totaal 52 testvluchten ondergingen (ca. 4.800 km/h)
Van het Haunebu II, met tot wel 32 m diameter, werden zeven exemplaren gebouwd en tijdens 106 vluchten getest (ca. 6.000 km/h).
De Haunebu II typ was inderdaad al voor een serieproductie in gedachtes. Tussen de vliegtuigbedrijven Dornier en Junkers zou een uitschrijving hebben plaatsgevonden die eind maart 1945 te gunsten van Dornier werd besloten. De officiële naam van de zware Flugkreisel (vliegtol) zou DO-STRA (=DOrnier-STRAtosphärenflugzeug) (stratosfeervliegtuig) zijn. Het Haunebu III met 71 m diameter werd alleen één keer gebouwd en steeg minstens 19 keer op (ca. 7.000 km/h). En in de vorm van plannen existeerde het ‘Andromeda-Gerät’ (toestel), dat 139 m lange moederschip, met hangars voor een Haunebu II, twee Vril 1 en twee Vril II.
Bovendien zijn er documenten die stellen dat het Vril-7 groot-ruimteschip na zijn voltooiing eind 1944 en enkele vliegtests verder, reeds als eerste, toen nog op de aarde beperkte, geheime commando’s gestart zou zijn:
- landing bij de Mondsee (Salzkammergut, Oostenrijk), met een duikpoging ter vaststelling van de drukvastigheid van de vliegcel.
- vermoedelijk van maart tot april 1945 volgde uit veiligheid – en strategieredenen de stationering van de Vril-7 in de ‘Alpenfestung’ (Alpes vesting), van waaruit naar Spanje werd gevlogen, om de daar naartoe gevluchte belangrijke rijks-duitse persoonlijkheden naar Zuid-Amerika en ‘Neuschwabenland’ (uitleg volgt), naar een, tijdens de oorlog aangelegde, geheime rijks-duitse steunpunt, te brengen en veilig af te zetten.
- onmiddelbaar daarna zou de Vril-7 op een geheime vlucht naar Japan zijn gestart, hierover is echter verder niets bekend geworden.
Wat gebeurde met de vliegschepen na de oorlog?
Dat er een kleine serie van het Haunebu II kwam, kan niet worden uitgesloten. De verschillende ufo-foto’s, die na 1945 met het heel typische uiterlijk van deze Duitse constructies verschenen, suggereren deze mogelijkheid. Sommigen zeggen, dat een deel ervan in het Oostenrijkse Mondsee onder water ging. Andere zeggen, ze zouden naar Zuid-Amerika zijn gevlogen of ze werden in losse onderdelen daar naartoe gebracht.
Zeker is hierbij, dat, ook kwamen de vliegtoestellen niet in Zuid-Amerika aan, tenminste er aan de hand van de constructieplannen, nieuwe gebouwd en gevlogen werden, omdat een belangrijk deel van deze technologie tijdens het ‘Phoenix-Experiment’ in 1983 gebruikt werd, en omdat dat het vervolgproject van het ‘Philadelphia-Experiment’ uit 1943 was. (het ging over teleportatie-, materialisatie- en tijdreizen-experimenten van de US Navy, die succesvoller waren, dan U zich in uw stoutste dromen zou kunnen voorstellen. Ook hierover bestaat voldoende materiaal om een nieuw boek ermee te vullen…zie literatuur).
1938 werd een Duitse expeditie naar de Antarctica met het vliegdekschip Schwabenland uitgevoerd. Hierbij werden 600.000 m2 tot Duits grondgebied verklaard, ‘Neuschwabenland’. Een gebied vrij van ijs, met bergen en meren. Hele vloten van onderzeeërs van de types 21 en 23 waren later op weg naar Neuschwabenland. Er worden tot op heden nog steeds meer dan 100 Duitse onderzeeërs vermist die o.a. ook met een Walter-snorkel uitgerust waren, waardoor men meerdere weken onder water kon blijven.
Het is aan te nemen dat ze met de in losse onderdelen ontmantelde vliegschijven of tenminste met de constructieplannen naar Neuschwabenland zijn gevlucht. Het is weerom aan te nemen, omdat de testvluchten succesvol waren, dat de genoemde schotels direct met het eind van de oorlog ernaar toe gevlogen werden. Deze aannames mogen wel voor sommigen iets te gedurfd zijn, er zijn echter sterke aanwijzingen ervoor, dat het zo gebeurd zou kunnen zijn.
Eigenlijk stelt zich de vraag, waarom de geallieerden onder Admiraal E. Byrd 1947, een invasie van de Antarctica uitvoerden. Waarom had Byrd ruim 4.000 soldaten, een oorlogsschip en een compleet uitgerust vliegtuigdek plus een compleet verzorgingssysteem ter beschikking, als het alleen maar om een expeditie zou gaan? Hij had 8 maanden de tijd, maar hij moest echter al na 8 weken en met een hoge en nooit gepubliceerde aantal van vliegtuigverliezen, afbreken. Wat was er gebeurd?
Admiraal Byrd verklaarde later aan de pers, ‘het zij de bittere werkelijkheid, dat in het geval van een nieuwe oorlog met aanvallen van vliegers rekening gehouden moest worden die van de ene pool naar de andere pool kunnen vliegen. ‘Verder liet hij verluiden, dat er een gevorderde civilisatie bestond, die met de SS samen hun uitstekende technologieën gebruikten. Norbert Jürgen Ratthofer schrijft over het latere verblijf van de Haunebu-ontwikkelingen in zijn boek ‘Zeitmaschinen’ (tijdmachines) als volgt: ‘De Haunebu I, II en III Raumflugkreisel (ruimtevliegtollen) en de Vril-I Raumflugscheiben (ruimtevliegschijven) zelf bleven echter vanaf mei 1945 in eerste instantie spoorloos verdwenen….’
In deze samenhang is het uitermate interessant, dat de rijksduitse Haunebu III na zijn 19de testvlucht op 10 april 1945 vanuit ‘Neuschwabenland’, een gigantisch toen officieel rijksduits territorium in de Oost-Antarctica, naar een ruimte-expeditie richting Mars gestart zou zijn. Over de afloop is echter niets bekend. Een jaar later, 1946, zorgden echter plotseling boven Scandinavië talloze waarnemingen van lichtgevende objecten van onbekende afkomst en duidelijk van kunstmatige oorsprong, voor een grote opwinding bij de geallieerden in Oost en West.

Weer een jaar later, in 1947, doken als eerste in Noord-Amerika en tot in de vijftiger jaren in steeds meer stijgende aantallen, opnieuw door intelligenties gestuurde lichtgevende objecten met tenminste, meestal rondere, op discus tot klokken lijkende vormen, maar ook sigaarvormige ‘onbekende vliegende objecten’ oftewel ufo’s genoemd, op.
Men schrijft verder, dat deze ‘ufo’s’ in de regel niet op de rijksduitse ontwikkelingen leken. Op dit punt ben ik het niet eens. Goed gedocumenteerd fotomateriaal bewijst, dat specifiek de Haunebu II versie zelfs zeer vaak sinds 1945 waargenomen werd.
Wanneer je je door de wereld van de ufo-deskundigen gevochten hebt, zul je constateren, dat er een buitengewoon hoog percentage van gevallen is, waarbij het tot persoonlijke contacten met inzittenden van de zogenaamde ufo’s kwam en het zich blijkbaar om bijzonders mooie exemplaren van de specie ‘Ariër’ handelde, blond en blauwogig en deze of vloeiend Duits of een andere taal met Duitse accent spraken. (voor de insiders zijn hier het Adamski-geval 1952, het Cedric Allingham-geval 1954 en het geval van Howard Menger 1965 vermeld.)
Men vertelt ook dat er kleurfoto’s van een bemande en gelande en weer gestarte vliegschijf existeren, op die zowel een balkenkruis als een hakenkruis geschilderd was, en die in de zeventiger jaren door een nachtportier in West-Duitsland werden genomen.
Over de net vermelde vliegtoestellen bestaat uitstekend film – en fotomateriaal, bv. de 60 minuten documentatie ‘Ufo geheimnissen van het 3e rijk’ (MGA Austria/Royal Atlantis Film GmbH). Tevens het materiaal van de Amerikaan Vladimir Terziski, die op de Ufo-conferentie in september 1991 in Phoenix, Arizona een 3-uur-durende dia presentatie met foto’s van Duitse schotels, constructieplannen en ondergrondse Duitse basen serveerde.
Interessant is ook het materiaal, dat de Italiaanse luchtwapencommandant Renato Vesco in zijn boek heeft samengesteld en het boek van Rudolf Lusar: De Duitse wapens en geheime wapens van de tweede wereldoorlog en hun verdere ontwikkeling, J.F. Lehmanns uitgeverij, München 1971.
Begrijp je waarom het onderwerp van de ufo’s in de massamedia, vooral in Duitsland, als onzin wordt afgedaan? Na deze Duitse background is duidelijk, dat de van de illuminati door de zionistische-Anglo-Amerikaanse lobby gecontroleerde media- en nieuwswereld geen kosten schuwt, de Duitse burgers van het navorsen op dit gebied af te houden.
Het stelt zich hier de vraag waarvandaan de Duitse geheime genootschapen, Thule en Vril, de kennis voor de bouw van deze vliegtoestellen hadden? Net zo de kennis van de gentechnologie in die de Duitsers weerom tegenover andere naties voorop liepen? Volgens Herbert G. Dorsey en andere onderzoekers zou naast de bouwplannen van de Vril-genootschap, door het telpathisch contact met de buitenaardse, de intacte aandrijving van een in het jaar 1936 in de Zwarte Woud afgestorte, niet-aardse schotel, de Duitsers een grote hulp geweest zijn. Hierover zijn er echter zo goed als geen bewijzen, laat staan van nog levende ooggetuigen. Kijk echter eens naar dit filmpje met historisch materiaal.. Nep?
X
x
Toch bestaan deze in Amerika, weliswaar een hele boel. Want tegelijkertijd hadden de Amerikanen een hele reeks van crashes te melden, die ook niet helemaal geheim gehouden konden worden. Terug naar het politieke gebeuren. Naast het feit dat de I.G. Farben, Hitler ondersteunde, ageerde hun kartelpartner, de ‘Standard Oil’ (Rockefeller) tegen de nazi’s. Of als voorbeeld bouwde de ‘Ford Motor Company’ mee aan het militaire apparaat voor het Amerikaanse leger, maar produceerde tegelijkertijd in Duitsland militaire voertuigen voor de nazi´s. Ford en Opel (dochter van General Motors, die van J.P. Morgan gecontroleerd is) waren de twee grootste producenten van tanks in Duitsland onder Hitler.
Maakt niet uit hoe de oorlog zou eindigen, deze multinationals hadden van begin af aan al gewonnen. Volgens dit principe werkten vele ondernemingen in de 2e wereldoorlog. Waarom lees je over deze dingen niets in de schoolboeken of in encyclopedieën? Met name in Duitsland, waar blijkbaar persvrijheid heerst en de waarheid onderwezen wordt?
Dat komt onder andere dat de Rockefeller-Foundation in 1946, US$ 139.000 heeft uitgegeven om een officiële versie van de 2e Wo aan het openbaar (publiek) te presenteren, die de gehele opbouw van het nazi-regime door de US-bankiers, zoals de occult-mystieke achtergronden van de nazi’s, verdoezelden. Een van de hoofdgeldgevers was Rockefellers eigen Standard Oil Corp… Er is nog veel te vinden op het internet over deze ontwikkelingen, maar het lijkt erop alsof de essentiële informatie hierover, in de grote doofpot is beland. En dat Werner von Braun niet alleen de V1-informatie naar de VS heeft gebracht, maar -samen met zijn mede-nazi’s- ook de kennis van deze anti-zwaartekracht-technieken..
x
